Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op het financieel toezicht

 

Artikel 2 3
Vergunningen en ontheffingen, verleend ingevolge deze wet, zijn persoonlijk en niet overdraagbaar.

Artikel 2 3
Indien de toezichthouder bij de verlening van een vergunning een ontheffing als bedoeld in artikel 2:5, derde lid, 2:7, derde lid, 2:12, zesde lid, 2:13, derde lid, 2:17, derde lid, 2:22, derde lid, 2:26b, vijfde lid, 2:26e, derde lid, 2:31, derde lid, 2:32, derde lid, 2:37, derde lid, 2:41, derde lid, 2:42, derde lid, 2:51, tweede lid, 2:54b, vierde lid, 2:54e, derde lid, 2:58, derde lid, 2:63, derde lid, 2:67, vijfde lid, 2:68, vierde lid, 2:78, derde lid, 2:83, derde lid, 2:89, derde lid, 2:94, derde lid, of 2:99, zesde lid, verleent, geldt die ontheffing tevens als een ontheffing van de dienovereenkomstige regels ingevolge het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen onderscheidenlijk het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen.

Artikel 2 3
1
Indien, onverminderd artikel 2:2, de Autoriteit Financiële Markten bij de verlening van een vergunning, waarbij ingevolge artikel 1:48 advies aan de Nederlandsche Bank is gevraagd, tevens een ontheffing als bedoeld in artikel 2:58, derde lid, 2:63, derde lid, 2:67, vijfde lid, 2:68, vierde lid, 2:78, derde lid, 2:83, derde lid, 2:89, derde lid, 2:94, derde lid, of 2:99, zesde lid, verleent, is de Autoriteit Financiële Markten bevoegd tegelijkertijd ontheffing te verlenen van de dienovereenkomstige regels ingevolge het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen, indien het advies daartoe aanleiding geeft. In die gevallen worden de door de Nederlandsche Bank eventueel geadviseerde voorschriften verbonden aan die ontheffing. Die ontheffing wordt geacht te zijn verleend door de Nederlandsche Bank voorzover betrekking hebbend op regels ingevolge het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen.
2
Indien, onverminderd artikel 2:2, de Nederlandsche Bank bij de verlening van een vergunning, waarbij ingevolge artikel 1:48 advies aan de Autoriteit Financiële Markten is gevraagd, tevens een ontheffing als bedoeld in artikel 2:5, derde lid, 2:7, derde lid, 2:12, zesde lid, 2:13, derde lid, 2:17, derde lid, 2:22, derde lid, 2:31, derde lid, 2:32, derde lid, 2:37, derde lid, 2:41, derde lid, 2:42, derde lid, of 2:51, tweede lid, verleent, is de Nederlandsche Bank bevoegd tegelijkertijd ontheffing te verlenen van de dienovereenkomstige regels ingevolge het Deel Gedragstoezicht toezicht financiële ondernemingen, indien het advies daartoe aanleiding geeft. In die gevallen worden de door de Autoriteit Financiële Markten eventueel geadviseerde voorschriften verbonden aan die ontheffing. Die ontheffing wordt geacht te zijn verleend door de Autoriteit Financiële Markten voorzover betrekking hebbend op regels ingevolge het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen.

Hoofdstuk 2.2. Toegang tot de nederlandse financiële markten
Afdeling 2.2.1. Uitoefenen van bedrijf van clearinginstelling
2.2.1.1
. Vergunningplicht en -eisen voor clearinginstellingen met zetel in Nederland

Artikel 2 5
1
De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

Artikel 2 5
1
De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 3:8 met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 3:9 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel genoemde personen;
c
artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d
artikel 3:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid bepaalt en de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;
e
artikel 3:16 met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
f
artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
g
artikel 3:19, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum aantal leden van de raad van commissarissen of het daarmee vergelijkbaar orgaan als bedoeld in artikel 3:19, tweede lid;
h
artikel 3:53, eerste en derde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen;
i
artikel 3:57, eerste en tweede lid, met betrekking tot de solvabiliteit; en
j
artikel 3:63, eerste en tweede lid, met betrekking tot de liquiditeit.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, d, f, g, h, i, of j, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.
2.2.1.2
. Bijkantoor en verrichten van diensten door clearinginstellingen met zetel buiten Nederland

Artikel 2 10
1
Een clearinginstelling als bedoeld in artikel 2:6, tweede lid, of artikel 2:8, tweede lid, die voornemens is vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland het bedrijf van clearinginstelling uit te oefenen, geeft aan de Nederlandsche Bank kennis van dat voornemen.
2
De clearinginstelling kan overgaan tot het uitoefenen van het voorgenomen bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland nadat de kennisgeving is gedaan tenzij de Nederlandsche Bank mededeelt dat het voornemen of de beoogde wijze van uitoefening in strijd is met deze wet.
3
Indien de Nederlandsche Bank een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid heeft ontvangen, deelt zij de betrokken clearinginstelling onverwijld deze ontvangst mede.
4
De Nederlandsche Bank kan binnen twee maanden na ontvangst van de kennisgeving de clearinginstelling mededelen welke voorwaarden om redenen van algemeen belang door de clearinginstelling in acht moeten worden genomen bij het uitoefenen van haar bedrijf vanuit het in Nederland gelegen bijkantoor.

Artikel 2 10
1
Een clearinginstelling als bedoeld in artikel 2:6, tweede lid, of artikel 2:8, tweede lid, die voornemens is vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland het bedrijf van clearinginstelling uit te oefenen, geeft aan de Nederlandsche Bank kennis van dat voornemen.
a
artikel 3:8 met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 3:9 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel genoemde personen;
c
artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d
artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
e
artikel 3:21 met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid van het bijkantoor bepaalt en de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;
f
artikel 3:53, eerste en derde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen;
g
artikel 3:57, eerste en tweede lid, met betrekking tot de solvabiliteit; en
h
artikel 3:63, eerste en tweede lid, met betrekking tot de liquiditeit,
met dien verstande dat voor de toepassing van de onderdelen a tot en met d en f tot en met h in de genoemde artikelen voor ?een clearinginstelling met zetel in Nederland? telkens moet worden gelezen: ?het bijkantoor in Nederland van een clearinginstelling met zetel in een niet-aangewezen staat?, en dat voor de toepassing van onderdeel e in het genoemde artikel voor ?kredietinstelling met zetel in een staat die geen lidstaat is?, moet worden gelezen: ?clearinginstelling met zetel in een niet-aangewezen staat?.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, d, f, g of h, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.

Artikel 2 10
1
Een clearinginstelling als bedoeld in artikel 2:6, tweede lid, of artikel 2:8, tweede lid, die voornemens is vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland het bedrijf van clearinginstelling uit te oefenen, geeft aan de Nederlandsche Bank kennis van dat voornemen.
2
De clearinginstelling kan overgaan tot het uitoefenen van het voorgenomen bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland nadat de kennisgeving is gedaan tenzij de Nederlandsche Bank mededeelt dat het voornemen of de beoogde wijze van uitoefening in strijd is met deze wet.
3
Indien de Nederlandsche Bank een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid heeft ontvangen, deelt zij de betrokken clearinginstelling onverwijld deze ontvangst mede.
4
De Nederlandsche Bank kan binnen twee maanden na ontvangst van de kennisgeving de clearinginstelling mededelen welke voorwaarden om redenen van algemeen belang door de clearinginstelling in acht moeten worden genomen bij het uitoefenen van haar bedrijf vanuit het in Nederland gelegen bijkantoor.
5
Indien de Nederlandsche Bank een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid heeft ontvangen, deelt zij de ontvangst hiervan onverwijld mede aan de financiële onderneming die de kennisgeving heeft gedaan.

Artikel 2 10
1
Een clearinginstelling als bedoeld in artikel 2:6, tweede lid, of artikel 2:8, tweede lid, die voornemens is vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland het bedrijf van clearinginstelling uit te oefenen, geeft aan de Nederlandsche Bank kennis van dat voornemen.
2
De clearinginstelling kan overgaan tot het uitoefenen van het voorgenomen bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland nadat de kennisgeving is gedaan tenzij de Nederlandsche Bank mededeelt dat het voornemen of de beoogde wijze van uitoefening in strijd is met deze wet.

Artikel 2 10
1
Een clearinginstelling als bedoeld in artikel 2:6, tweede lid, of artikel 2:8, tweede lid, die voornemens is vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland het bedrijf van clearinginstelling uit te oefenen, geeft aan de Nederlandsche Bank kennis van dat voornemen.
2
De clearinginstelling kan overgaan tot het uitoefenen van het voorgenomen bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland nadat de kennisgeving is gedaan tenzij de Nederlandsche Bank mededeelt dat het voornemen of de beoogde wijze van uitoefening in strijd is met deze wet.
3
Indien de Nederlandsche Bank een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid heeft ontvangen, deelt zij de betrokken clearinginstelling onverwijld deze ontvangst mede.
4
De Nederlandsche Bank kan binnen twee maanden na ontvangst van de kennisgeving de clearinginstelling mededelen welke voorwaarden om redenen van algemeen belang door de clearinginstelling in acht moeten worden genomen bij het uitoefenen van haar bedrijf vanuit het in Nederland gelegen bijkantoor.
Afdeling 2.2.2. Uitoefenen van bedrijf van kredietinstelling en financiële instelling
2.2.2.1
. Vergunningplicht en -eisen voor kredietinstellingen met zetel in Nederland

Artikel 2 13
1
De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 aan een kredietinstelling die naast de uitoefening van het bedrijf van bank voornemens is tevens beleggingdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten in Nederland, indien de aanvrager, onverminderd artikel 2:12, aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
Indien de aanvraag een bank met zetel in Nederland betreft waarin een gekwalificeerde deelneming wordt gehouden waarop artikel 3:97 van toepassing is, verleent de Nederlandsche Bank, onverminderd het eerste lid en in afwijking van het tweede lid, een vergunning tenzij de deelneming zou kunnen leiden of zou leiden tot een ongewenste ontwikkeling van de financiële sector of naar het oordeel van de Nederlandsche Bank een van de overwegingen, bedoeld in artikel 3:100, aanhef, onderdeel a of b, of 3:101, aanhef, onderdeel a of b, aan de verlening van een verklaring van geen bezwaar in de weg staat.

Artikel 2 13
1
De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 aan een kredietinstelling die naast de uitoefening van het bedrijf van bank voornemens is tevens beleggingdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten in Nederland, indien de aanvrager, onverminderd artikel 2:12, aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 4:14, tweede lid, onderdeel c, onder 1° tot en met 6°, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
b
artikel 4:87 met betrekking tot het treffen van adequate maatregelen ter bescherming van rechten van cliënten; en
c
artikel 4:91a met betrekking tot de regels die gelden voor het handelsproces en de afhandeling van transacties in een multilaterale handelsfaciliteit indien de aanvrager voornemens is een multilaterale handelsfaciliteit te exploiteren.
d
artikel 3:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid bepaalt en de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;
e
artikel 3:16 met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
f
artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
g
artikel 3:19, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum aantal leden van een raad van commissarissen of een daarmee vergelijkbaar orgaan als bedoeld in artikel 3:19, tweede lid;
h
artikel 3:31 met betrekking tot geconsolideerd toezicht;
i
artikel 3:53, eerste en derde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen;
j
artikel 3:57, eerste en tweede lid, met betrekking tot de solvabiliteit; en
k
artikel 3:63, eerste en tweede lid, met betrekking tot de liquiditeit.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
Indien de aanvraag een bank met zetel in Nederland betreft waarin een gekwalificeerde deelneming wordt gehouden waarop artikel 3:97 van toepassing is, verleent de Nederlandsche Bank, onverminderd het eerste lid en in afwijking van het tweede lid, een vergunning tenzij de deelneming zou kunnen leiden of zou leiden tot een ongewenste ontwikkeling van de financiële sector of naar het oordeel van de Nederlandsche Bank een van de overwegingen, bedoeld in artikel 3:100, aanhef, onderdeel a of b, of 3:101, aanhef, onderdeel a of b, aan de verlening van een verklaring van geen bezwaar in de weg staat.
4
Indien de aanvraag een elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland betreft waarin een gekwalificeerde deelneming wordt gehouden, verleent de Nederlandsche Bank, onverminderd het eerste lid, een vergunning tenzij het voornemen, bedoeld in artikel 3:108, eerste lid, zou kunnen leiden of zou leiden tot een invloed op de betrokken elektronischgeldinstelling waardoor de financiële soliditeit van de elektronischgeldinstelling in gevaar komt.
5
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
6
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, f, g, i, j of k, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.

Artikel 2 13
1
De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 aan een kredietinstelling die naast de uitoefening van het bedrijf van bank voornemens is tevens beleggingdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten in Nederland, indien de aanvrager, onverminderd artikel 2:12, aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 4:14, tweede lid, onderdeel c, onder 1° tot en met 6°, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
b
artikel 4:87 met betrekking tot het treffen van adequate maatregelen ter bescherming van rechten van cliënten; en
c
artikel 4:91a met betrekking tot de regels die gelden voor het handelsproces en de afhandeling van transacties in een multilaterale handelsfaciliteit indien de aanvrager voornemens is een multilaterale handelsfaciliteit te exploiteren.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
2.2.2.2
. Bijkantoor en verrichten van diensten door kredietinstellingen met zetel in een andere lidstaat

Artikel 2 19
1
Een bank met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning heeft voor het uitoefenen van haar bedrijf en voornemens is voor de eerste maal door middel van het verrichten van diensten naar Nederland haar bedrijf uit te oefenen, kan daartoe overgaan nadat zij de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar zij haar zetel heeft, kennis heeft gegeven van het voornemen.
2
Het is de bank toegestaan de werkzaamheden, genoemd in bijlage I van de herziene richtlijn banken, te verrichten, tenzij de Nederlandsche Bank van de toezichthoudende instantie van de lidstaat van de zetel van de desbetreffende bank een mededeling heeft ontvangen waarin uitdrukkelijk anders is bepaald of die mededeling, het verrichten van die werkzaamheden niet vermeldt.

Artikel 2 19
1
Een bank met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning heeft voor het uitoefenen van haar bedrijf en voornemens is voor de eerste maal door middel van het verrichten van diensten naar Nederland haar bedrijf uit te oefenen, kan daartoe overgaan nadat zij de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar zij haar zetel heeft, kennis heeft gegeven van het voornemen.
2
Het is de bank toegestaan de werkzaamheden, genoemd in bijlage I van de herziene richtlijn banken, te verrichten, tenzij de Nederlandsche Bank van de toezichthoudende instantie van de lidstaat van de zetel van de desbetreffende bank een mededeling heeft ontvangen waarin uitdrukkelijk anders is bepaald of die mededeling, het verrichten van die werkzaamheden niet vermeldt.

Artikel 2 19
1
Een bank met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning heeft voor het uitoefenen van haar bedrijf en voornemens is voor de eerste maal door middel van het verrichten van diensten naar Nederland haar bedrijf uit te oefenen, kan daartoe overgaan nadat zij de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar zij haar zetel heeft, kennis heeft gegeven van het voornemen.
2
Het is de bank toegestaan de werkzaamheden, genoemd in bijlage I van de herziene richtlijn banken, te verrichten, tenzij de Nederlandsche Bank van de toezichthoudende instantie van de lidstaat van de zetel van de desbetreffende bank een mededeling heeft ontvangen waarin uitdrukkelijk anders is bepaald of die mededeling, het verrichten van die werkzaamheden niet vermeldt.
3
Het is een ieder met zetel in een andere lidstaat die naar het recht van de lidstaat van de zetel geen door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning behoeft te hebben voor het uitoefenen van het bedrijf van kredietinstelling en een dergelijke vergunning niet op vrijwillige basis heeft verkregen, verboden het bedrijf van bank uit te oefenen door middel van het verrichten van diensten naar Nederland tenzij hij hiervan kennis geeft aan de Nederlandsche Bank en aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge artikel 3:57. Indien ingevolge artikel 3:57, tweede lid, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels zijn gesteld, toont de aanvrager tevens aan dat zal worden voldaan aan die regels, voorzover dat bij die algemene maatregel van bestuur is bepaald.

Artikel 2 19
1
Een bank met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning heeft voor het uitoefenen van haar bedrijf en voornemens is voor de eerste maal door middel van het verrichten van diensten naar Nederland haar bedrijf uit te oefenen, kan daartoe overgaan nadat zij de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar zij haar zetel heeft, kennis heeft gegeven van het voornemen.
a
artikel 3:8 met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 3:9 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel genoemde personen;
c
artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d
artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
e
artikel 3:21 met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid van het bijkantoor bepaalt en de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;
f
artikel 3:46 met betrekking tot geconsolideerd toezicht;
g
artikel 3:53, eerste en derde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen;
h
artikel 3:57, eerste en tweede lid, met betrekking tot de solvabiliteit;
i
artikel 3:63, eerste en tweede lid, met betrekking tot de liquiditeit; en
j
artikel 3:75 met betrekking tot een afzonderlijke boekhouding,
met dien verstande dat voor de toepassing van de onderdelen a tot en met d en g tot en met i in de genoemde artikelen voor ?een kredietinstelling in Nederland? telkens moet worden gelezen: ?het bijkantoor in Nederland van een kredietinstelling met zetel in een andere lidstaat?.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, d, g, h of i, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.

Artikel 2 19
1
Een bank met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning heeft voor het uitoefenen van haar bedrijf en voornemens is voor de eerste maal door middel van het verrichten van diensten naar Nederland haar bedrijf uit te oefenen, kan daartoe overgaan nadat zij de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar zij haar zetel heeft, kennis heeft gegeven van het voornemen.
2
Het is de bank toegestaan de werkzaamheden, genoemd in bijlage I van de herziene richtlijn banken, te verrichten, tenzij de Nederlandsche Bank van de toezichthoudende instantie van de lidstaat van de zetel van de desbetreffende bank een mededeling heeft ontvangen waarin uitdrukkelijk anders is bepaald of die mededeling, het verrichten van die werkzaamheden niet vermeldt.

Artikel 2 19
Een elektronischgeldinstelling met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning heeft voor het uitoefenen van haar bedrijf en voornemens is voor de eerste maal door middel van het verrichten van diensten naar Nederland haar bedrijf uit te oefenen, kan daartoe overgaan nadat zij de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar zij haar zetel heeft, kennis heeft gegeven van het voornemen.
2.2.2.3
. Vergunningplicht en -eisen voor kredietinstellingen met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel 2 23
1
Het is een elektronischgeldinstelling met zetel in een staat die geen lidstaat is verboden het bedrijf van elektronischgeldinstelling uit te oefenen door middel van het verrichten van diensten naar Nederland vanuit een vestiging in een staat die geen lidstaat is.
2
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag ontheffing verlenen van het eerste lid indien de aanvrager aantoont dat de belangen die dit deel en het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen beogen te beschermen anderszins voldoende worden beschermd.

Artikel 2 23
1
Het is een elektronischgeldinstelling met zetel in een staat die geen lidstaat is verboden het bedrijf van elektronischgeldinstelling uit te oefenen door middel van het verrichten van diensten naar Nederland vanuit een vestiging in een staat die geen lidstaat is.
a
artikel 4:14, tweede lid, onderdeel c, onder 1° tot en met 6° met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
b
artikel 4:87 met betrekking tot het treffen van adequate maatregelen ter bescherming van de rechten van cliënten; en
c
artikel 4:91a met betrekking tot de regels die gelden voor het handelsproces en de afhandeling van transacties in een multilaterale handelsfaciliteit indien de aanvrager voornemens is een multilaterale handelsfaciliteit te exploiteren.
d
artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
e
artikel 3:21 met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid van het bijkantoor bepaalt en de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;
f
artikel 3:46 met betrekking tot geconsolideerd toezicht;
g
artikel 3:53, eerste en derde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen;
h
artikel 3:57, eerste lid en tweede lid, met betrekking tot de solvabiliteit;
i
artikel 3:63, eerste en tweede lid, met betrekking tot de liquiditeit; en
j
artikel 3:75 met betrekking tot een afzonderlijke boekhouding,
met dien verstande dat voor de toepassing van de onderdelen a tot en met d en g tot en met i in de genoemde artikelen voor ?een kredietinstelling in Nederland? telkens moet worden gelezen: ?het bijkantoor in Nederland van een kredietinstelling met zetel in een staat die geen lidstaat is?.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel b, d, g, h of i, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.

Artikel 2 23
1
Het is een elektronischgeldinstelling met zetel in een staat die geen lidstaat is verboden het bedrijf van elektronischgeldinstelling uit te oefenen door middel van het verrichten van diensten naar Nederland vanuit een vestiging in een staat die geen lidstaat is.
a
artikel 4:14, tweede lid, onderdeel c, onder 1° tot en met 6° met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
b
artikel 4:87 met betrekking tot het treffen van adequate maatregelen ter bescherming van de rechten van cliënten; en
c
artikel 4:91a met betrekking tot de regels die gelden voor het handelsproces en de afhandeling van transacties in een multilaterale handelsfaciliteit indien de aanvrager voornemens is een multilaterale handelsfaciliteit te exploiteren.
2
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag ontheffing verlenen van het eerste lid indien de aanvrager aantoont dat de belangen die dit deel en het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen beogen te beschermen anderszins voldoende worden beschermd.

Artikel 2 23
1
Het is een elektronischgeldinstelling met zetel in een staat die geen lidstaat is verboden het bedrijf van elektronischgeldinstelling uit te oefenen door middel van het verrichten van diensten naar Nederland vanuit een vestiging in een staat die geen lidstaat is.
2
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag ontheffing verlenen van het eerste lid indien de aanvrager aantoont dat de belangen die dit deel en het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen beogen te beschermen anderszins voldoende worden beschermd.
2.2.2.4
. Bijkantoor en verrichten van diensten door financiële instellingen met zetel in een andere lidstaat

Artikel 2 26
1
Een financiële instelling met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende verklaring heeft voor het uitoefenen van haar bedrijf die overeenkomt met de verklaring van ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 3:110 en die voornemens is haar bedrijf uit te oefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor, kan daartoe overgaan twee maanden na de datum waarop de Nederlandsche Bank de mededeling, bedoeld in artikel 2:24, eerste lid, heeft ontvangen of onmiddellijk na ontvangst van de mededeling, bedoeld in artikel 2:24, tweede lid.
2
Het is de financiële instelling toegestaan de werkzaamheden, genoemd in bijlage I, onderdelen 2 tot en met 14, van de herziene richtlijn banken, te verrichten, tenzij in de aan haar verleende verklaring, bedoeld in het eerste lid, uitdrukkelijk anders is bepaald of de mededeling, bedoeld in artikel 2:24, eerste lid, het verrichten van die werkzaamheden niet vermeldt.

Artikel 2 26
1
Een financiële instelling met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende verklaring heeft voor het uitoefenen van haar bedrijf die overeenkomt met de verklaring van ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 3:110 en die voornemens is haar bedrijf uit te oefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor, kan daartoe overgaan twee maanden na de datum waarop de Nederlandsche Bank de mededeling, bedoeld in artikel 2:24, eerste lid, heeft ontvangen of onmiddellijk na ontvangst van de mededeling, bedoeld in artikel 2:24, tweede lid.
2
Het is de financiële instelling toegestaan de werkzaamheden, genoemd in bijlage I, onderdelen 2 tot en met 14, van de herziene richtlijn banken, te verrichten, tenzij in de aan haar verleende verklaring, bedoeld in het eerste lid, uitdrukkelijk anders is bepaald of de mededeling, bedoeld in artikel 2:24, eerste lid, het verrichten van die werkzaamheden niet vermeldt.

Artikel 2 26
Het is een financiële instelling met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende verklaring heeft voor het uitoefenen van haar bedrijf die overeenkomt met de verklaring van ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 3:110, en die haar bedrijf uitoefent door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, toegestaan de werkzaamheden genoemd in bijlage I, onderdelen 2 tot en met 14, van de herziene richtlijn banken te verrichten, tenzij in de in die lidstaat verleende verklaring, die overeenkomt met de verklaring van ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 3:110, uitdrukkelijk anders is bepaald dan wel zij van de werkzaamheden die zij voornemens is door middel van het verrichten van diensten naar Nederland uit te oefenen geen kennis heeft gegeven aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar zij haar zetel heeft.
Afdeling 2.2.2a. Uitoefenen van bedrijf van herverzekeraar
2.2.2a.1
. Vergunningplicht en -eisen voor herverzekeraars met zetel in Nederland

Artikel 2 26b
1
De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:26a, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
2
Indien de aanvraag een herverzekeraar met zetel in Nederland betreft waarin een gekwalificeerde deelneming wordt gehouden, verleent de Nederlandsche Bank, onverminderd het eerste lid, een vergunning indien de houder van de gekwalificeerde deelneming een verklaring van geen bezwaar overeenkomstig artikel 3:95, tweede lid, heeft aangevraagd, en de Nederlandsche Bank van oordeel is dat voldaan is aan het bepaalde ingevolge de artikelen 3:99 tot en met 3:101 met betrekking tot de verklaring van geen bezwaar.
3
Indien de aanvraag een herverzekeraar met zetel in Nederland betreft waarin een gekwalificeerde deelneming wordt gehouden waarop artikel 3:97 van toepassing is, verleent de Nederlandsche Bank, onverminderd het eerste lid en in afwijking van het tweede lid, een vergunning tenzij de deelneming zou kunnen leiden of zou leiden tot een ongewenste ontwikkeling van de financiële sector of naar het oordeel van de Nederlandsche Bank een van de overwegingen, bedoeld in artikel 3:100, aanhef, onderdeel a of b, of 3:101, aanhef, onderdeel a of b, aan de verlening van een verklaring van geen bezwaar in de weg staat.

Artikel 2 26b
1
De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:26a, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 3:8 met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 3:9 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel genoemde personen;
c
artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d
artikel 3:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid bepaalt en de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;
e
artikel 3:16, eerste en tweede lid, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
f
artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
g
artikel 3:20, met betrekking tot de rechtsvorm;
h
artikel 3:53, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen;
i
artikel 3:57, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot de solvabiliteit; en
j
artikel 3:70 met betrekking tot het boekjaar.
2
Indien de aanvraag een herverzekeraar met zetel in Nederland betreft waarin een gekwalificeerde deelneming wordt gehouden, verleent de Nederlandsche Bank, onverminderd het eerste lid, een vergunning indien de houder van de gekwalificeerde deelneming een verklaring van geen bezwaar overeenkomstig artikel 3:95, tweede lid, heeft aangevraagd, en de Nederlandsche Bank van oordeel is dat voldaan is aan het bepaalde ingevolge de artikelen 3:99 tot en met 3:101 met betrekking tot de verklaring van geen bezwaar.
3
Indien de aanvraag een herverzekeraar met zetel in Nederland betreft waarin een gekwalificeerde deelneming wordt gehouden waarop artikel 3:97 van toepassing is, verleent de Nederlandsche Bank, onverminderd het eerste lid en in afwijking van het tweede lid, een vergunning tenzij de deelneming zou kunnen leiden of zou leiden tot een ongewenste ontwikkeling van de financiële sector of naar het oordeel van de Nederlandsche Bank een van de overwegingen, bedoeld in artikel 3:100, aanhef, onderdeel a of b, of 3:101, aanhef, onderdeel a of b, aan de verlening van een verklaring van geen bezwaar in de weg staat.
4
De aanvraag geschiedt onder vermelding van de herverzekeringsactiviteit, en onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
5
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, d, f, of j, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.
2.2.2a.2
. Bijkantoren van en verrichting van diensten door herverzekeraars met zetel in een andere lidstaat

Artikel 2 26c
1
Een herverzekeraar met zetel in een andere lidstaat kan overgaan tot het uitoefenen van zijn bedrijf vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland indien hij een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat daartoe verleende vergunning heeft.
2
Artikel 1:107, tweede lid, is niet van toepassing.
2.2.2a.3
. Bijkantoor en verrichten van diensten door herverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel 2 26g
1
Een herverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat kan vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat overgaan tot het uitoefenen van zijn bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, indien hij een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning heeft voor het uitoefenen van zijn bedrijf vanuit dat bijkantoor.
2
Een herverzekeraar met zetel in een op grond van artikel 2:26d, derde lid, door Onze Minister aangewezen staat kan vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat overgaan tot het uitoefenen van zijn bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland.
3
Artikel 1:107, tweede lid, is niet van toepassing op herverzekeraars als bedoeld in het eerste en tweede lid.
4
De herverzekeraar, bedoeld in het eerste lid, oefent zijn bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland uitsluitend uit in de activiteit tot het uitoefenen waarvan hij in de staat waar hij zijn zetel heeft bevoegd is.
a
levensverzekeraars die een vergunning hebben als bedoeld in artikel 2:40 voor de uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor, voor zover zij het bedrijf van herverzekeraar uitoefenen in de activiteit levensherverzekering;
b
natura-uitvaartverzekeraars met zetel in een aangewezen staat of die een vergunning hebben als bedoeld in artikel 2:50 voor de uitoefening van het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar, voor zover zij het bedrijf van herverzekeraar uitoefenen in de activiteit natura-uitvaartherverzekering; en
c
schadeverzekeraars die een vergunning hebben als bedoeld in artikel 2:40 voor de uitoefening van schadeverzekeraar vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor, voor zover zij het bedrijf van herverzekeraar uitoefenen in de activiteit van schadeherverzekering.
5
Het eerste lid is niet van toepassing op herverzekeraars die hun bedrijf uitoefenen vanuit een vestiging in een op grond van artikel 2:26d, derde lid, door Onze Minister aangewezen staat.

Artikel 2 26g
1
Een herverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat kan vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat overgaan tot het uitoefenen van zijn bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, indien hij een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning heeft voor het uitoefenen van zijn bedrijf vanuit dat bijkantoor.
a
artikel 3:24 met betrekking tot de rechtspersoonlijkheid, de bevoegdheid tot uitoefening van het bedrijf van herverzekeraar en de uitoefening van die bevoegdheid; en
b
artikel 3:57, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot de solvabiliteit, met dien verstande dat voor de toepassing van dit onderdeel in dat artikel voor ?verzekeraar met zetel in Nederland? moet worden gelezen: ?een herverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat?.
c
artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d
artikel 3:16, eerste en tweede lid, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
e
artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
f
artikel 3:53, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen;
g
artikel 3:57, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot de solvabiliteit; en
h
artikel 3:70 met betrekking tot het boekjaar,
alsmede dat de aanvrager voldoet aan artikel 3:24, met betrekking tot de rechtspersoonlijkheid, de bevoegdheid tot uitoefening van het bedrijf van herverzekeraar, en de uitoefening van die bevoegdheid, met dien verstande dat voor de toepassing van de onderdelen a tot en met h in de in die onderdelen genoemde artikelen voor ?een verzekeraar? telkens moet worden gelezen: ?het in Nederland gelegen bijkantoor van een herverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat?.
2
De aanvraag geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, e, of h, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.

Artikel 2 26g
1
Een herverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat kan vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat overgaan tot het uitoefenen van zijn bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, indien hij een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning heeft voor het uitoefenen van zijn bedrijf vanuit dat bijkantoor.
a
artikel 3:24 met betrekking tot de rechtspersoonlijkheid, de bevoegdheid tot uitoefening van het bedrijf van herverzekeraar en de uitoefening van die bevoegdheid; en
b
artikel 3:57, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot de solvabiliteit, met dien verstande dat voor de toepassing van dit onderdeel in dat artikel voor ?verzekeraar met zetel in Nederland? moet worden gelezen: ?een herverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat?.
2
Een herverzekeraar met zetel in een op grond van artikel 2:26d, derde lid, door Onze Minister aangewezen staat kan vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat overgaan tot het uitoefenen van zijn bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland.
3
Artikel 1:107, tweede lid, is niet van toepassing op herverzekeraars als bedoeld in het eerste en tweede lid.
4
De herverzekeraar, bedoeld in het eerste lid, oefent zijn bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland uitsluitend uit in de activiteit tot het uitoefenen waarvan hij in de staat waar hij zijn zetel heeft bevoegd is.
5
Het eerste lid is niet van toepassing op herverzekeraars die hun bedrijf uitoefenen vanuit een vestiging in een op grond van artikel 2:26d, derde lid, door Onze Minister aangewezen staat.

Artikel 2 26g
1
Een herverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat kan vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat overgaan tot het uitoefenen van zijn bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, indien hij een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning heeft voor het uitoefenen van zijn bedrijf vanuit dat bijkantoor.
2
Een herverzekeraar met zetel in een op grond van artikel 2:26d, derde lid, door Onze Minister aangewezen staat kan vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat overgaan tot het uitoefenen van zijn bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland.
3
Artikel 1:107, tweede lid, is niet van toepassing op herverzekeraars als bedoeld in het eerste en tweede lid.
Afdeling 2.2.3. Uitoefenen van bedrijf van levensverzekeraar en schadeverzekeraar
2.2.3.1
. Vergunningplicht en -eisen voor levensverzekeraars en schadeverzekeraars met zetel in Nederland

Artikel 2 33
1
De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van schadeverzekeraar in de branche Rechtsbijstand indien de aanvrager, onverminderd artikel 2:31, aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde in artikel 4:65 met betrekking tot het voorkomen van belangenconflicten.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel a of b, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die artikel 4:70, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, beoogt te bereiken anderszins worden bereikt.
4
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder vermelding van de branche of branches waarvoor de vergunning wordt aangevraagd en onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

Artikel 2 33
1
De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van schadeverzekeraar in de branche Rechtsbijstand indien de aanvrager, onverminderd artikel 2:31, aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde in artikel 4:65 met betrekking tot het voorkomen van belangenconflicten.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel a of b, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die artikel 4:70, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, beoogt te bereiken anderszins worden bereikt.
4
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder vermelding van de branche of branches waarvoor de vergunning wordt aangevraagd en onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

Artikel 2 33
1
De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van schadeverzekeraar in de branche Rechtsbijstand indien de aanvrager, onverminderd artikel 2:31, aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde in artikel 4:65 met betrekking tot het voorkomen van belangenconflicten.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

Artikel 2 33
De Nederlandsche Bank verleent, onverminderd artikel 2:31, een levensverzekeraar met zetel in Nederland slechts een vergunning voor de branche Kapitalisatieverrichtingen of voor de branche Beheer over collectieve pensioenfondsen indien de aanvrager een vergunning heeft voor de branche Levensverzekering algemeen en ervoor zorgt en aantoont dat hij:
a
de werkzaamheden in de genoemde branche Kapitalisatieverrichtingen onderscheidenlijk in de branche Beheer over collectieve pensioenfondsen in zodanige mate uitoefent dat zij voor zijn gehele bedrijf van ondergeschikte betekenis zijn; en
b
in geval van een aanvraag voor de branche Beheer over collectieve pensioenfondsen voldoet aan overige bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

Artikel 2 33
1
De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van schadeverzekeraar in de branche Rechtsbijstand indien de aanvrager, onverminderd artikel 2:31, aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde in artikel 4:65 met betrekking tot het voorkomen van belangenconflicten.
a
artikel 4:70, eerste lid, onderdelen a en b, met betrekking tot de uit de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen voortvloeiende verplichtingen; en
b
artikel 4:70, tweede lid, met betrekking tot de schade-regelaar.
c
artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d
artikel 3:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid bepaalt en de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;
e
artikel 3:16, eerste en tweede lid, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
f
artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
g
artikel 3:20 met betrekking tot de rechtsvorm;
h
artikel 3:53, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen;
i
artikel 3:57, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot de solvabiliteit; en
j
artikel 3:70 met betrekking tot het boekjaar.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel a of b, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die artikel 4:70, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, beoogt te bereiken anderszins worden bereikt.
4
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder vermelding van de branche of branches waarvoor de vergunning wordt aangevraagd en onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
5
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, d, f , j of h, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.

Artikel 2 33
1
De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van schadeverzekeraar in de branche Rechtsbijstand indien de aanvrager, onverminderd artikel 2:31, aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde in artikel 4:65 met betrekking tot het voorkomen van belangenconflicten.
a
artikel 4:70, eerste lid, onderdelen a en b, met betrekking tot de uit de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen voortvloeiende verplichtingen; en
b
artikel 4:70, tweede lid, met betrekking tot de schade-regelaar.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel a of b, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die artikel 4:70, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, beoogt te bereiken anderszins worden bereikt.

Artikel 2 33
1
De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van schadeverzekeraar in de branche Rechtsbijstand indien de aanvrager, onverminderd artikel 2:31, aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde in artikel 4:65 met betrekking tot het voorkomen van belangenconflicten.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
2.2.3.2
. Bijkantoor en verrichten van diensten door levensverzekeraars en schadeverzekeraars met zetel in een andere lidstaat

Artikel 2 39
1
Een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning heeft voor het uitoefenen van zijn bedrijf, en die voornemens is voor de eerste maal vanuit een in een staat die geen lidstaat is gelegen bijkantoor diensten te verrichten naar Nederland, geeft, alvorens met het verrichten van diensten aan te vangen, de Nederlandsche Bank daarvan kennis onder vermelding van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
2
Indien de Nederlandsche Bank een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid heeft ontvangen, deelt hij de ontvangst hiervan onverwijld mede aan de verzekeraar die de kennisgeving heeft gedaan. De verzekeraar kan overgaan tot de uitoefening van zijn bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland na ontvangst van de mededeling.

Artikel 2 39
Een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning heeft voor het uitoefenen van zijn bedrijf en voornemens is zijn bedrijf uit te oefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor, kan daartoe overgaan twee maanden na de ontvangst van de mededeling, bedoeld in artikel 2:34, eerste lid of onmiddellijk na ontvangst van de mededeling, bedoeld in artikel 2:34, tweede lid.

Artikel 2 39
1
Een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning heeft voor het uitoefenen van zijn bedrijf, en die voornemens is voor de eerste maal vanuit een in een staat die geen lidstaat is gelegen bijkantoor diensten te verrichten naar Nederland, geeft, alvorens met het verrichten van diensten aan te vangen, de Nederlandsche Bank daarvan kennis onder vermelding van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
2
Indien de Nederlandsche Bank een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid heeft ontvangen, deelt hij de ontvangst hiervan onverwijld mede aan de verzekeraar die de kennisgeving heeft gedaan. De verzekeraar kan overgaan tot de uitoefening van zijn bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland na ontvangst van de mededeling.
a
artikel 3:24 met betrekking tot de rechtspersoonlijkheid, de bevoegdheid tot uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar onderscheidenlijk schadeverzekeraar en de uitoefening van die bevoegdheid; en
b
artikel 3:57, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot solvabiliteit, met dien verstande dat voor de toepassing van dit onderdeel in dat artikel voor ?een verzekeraar met zetel in Nederland? moet worden gelezen: ?een verzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is?.
Indien ingevolge artikel 3:57, tweede lid, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels zijn gesteld, toont de aanvrager tevens aan dat zal worden voldaan aan die regels, voorzover dat bij die algemene maatregel van bestuur is bepaald.
3
De kennisgeving, bedoeld in het tweede lid, geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
4
De verzekeraar kan overgaan tot het uitoefenen van zijn bedrijf vanuit het in Nederland gelegen bijkantoor twee maanden na de ontvangst van de mededeling, bedoeld in artikel 2:34, eerste lid.
5
De verzekeraar oefent zijn bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland uitsluitend uit in de branches tot het uitoefenen waarvan hij in de staat waar hij zijn zetel heeft bevoegd is.

Artikel 2 39
1
Een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning heeft voor het uitoefenen van zijn bedrijf, en die voornemens is voor de eerste maal vanuit een in een staat die geen lidstaat is gelegen bijkantoor diensten te verrichten naar Nederland, geeft, alvorens met het verrichten van diensten aan te vangen, de Nederlandsche Bank daarvan kennis onder vermelding van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
a
artikel 3:8 met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 3:9 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel genoemde personen;
c
artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d
artikel 3:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid bepaalt en de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;
e
artikel 3:16, eerste en tweede lid, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
f
artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
g
artikel 3:24 met betrekking tot de rechtspersoonlijkheid, de bevoegdheid tot uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar onderscheidenlijk schadeverzekeraar en de uitoefening van die bevoegdheid;
h
artikel 3:47 met betrekking tot de vertegenwoordiger van een verzekeraar;
i
artikel 3:53, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen;
j
artikel 3:57, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot de solvabiliteit; en
k
ingevolge artikel 3:70 met betrekking tot het boekjaar,
met dien verstande dat voor de toepassing van de onderdelen a tot en met k in de in die onderdelen genoemde artikelen voor ?een verzekeraar? of ?levensverzekeraar onderscheidenlijk schadeverzekeraar? telkens moet worden gelezen: ?het bijkantoor in Nederland van een verzekeraar met zetel in een andere lidstaat? onderscheidenlijk ?het bijkantoor in Nederland van een levensverzekeraar onderscheidenlijk schadeverzekeraar met zetel in een andere lidstaat?.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, d, f of h tot en met k, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.

Artikel 2 39
1
Een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning heeft voor het uitoefenen van zijn bedrijf, en die voornemens is voor de eerste maal vanuit een in een staat die geen lidstaat is gelegen bijkantoor diensten te verrichten naar Nederland, geeft, alvorens met het verrichten van diensten aan te vangen, de Nederlandsche Bank daarvan kennis onder vermelding van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
2
Indien de Nederlandsche Bank een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid heeft ontvangen, deelt hij de ontvangst hiervan onverwijld mede aan de verzekeraar die de kennisgeving heeft gedaan. De verzekeraar kan overgaan tot de uitoefening van zijn bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland na ontvangst van de mededeling.
3
In geval van communautaire co-assurantie zijn het eerste en tweede lid slechts van toepassing op schadeverzekeraars die als eerste schadeverzekeraar optreden.

Artikel 2 39
1
Een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning heeft voor het uitoefenen van zijn bedrijf, en die voornemens is voor de eerste maal vanuit een in een staat die geen lidstaat is gelegen bijkantoor diensten te verrichten naar Nederland, geeft, alvorens met het verrichten van diensten aan te vangen, de Nederlandsche Bank daarvan kennis onder vermelding van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
2
Indien de Nederlandsche Bank een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid heeft ontvangen, deelt hij de ontvangst hiervan onverwijld mede aan de verzekeraar die de kennisgeving heeft gedaan. De verzekeraar kan overgaan tot de uitoefening van zijn bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland na ontvangst van de mededeling.
3
In geval van communautaire co-assurantie zijn het eerste en tweede lid slechts van toepassing op schadeverzekeraars die als eerste schadeverzekeraar optreden.
2.2.3.3
. Bijkantoor en verrichten van diensten door levensverzekeraars of schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel 2 47
1
Het is een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is verboden door middel van het verrichten van diensten naar Nederland vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat zijn bedrijf uit te oefenen, tenzij hij hiervan kennis geeft aan de Nederlandsche Bank.
2
De kennisgeving geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

Artikel 2 47
1
Het is een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is verboden door middel van het verrichten van diensten naar Nederland vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat zijn bedrijf uit te oefenen, tenzij hij hiervan kennis geeft aan de Nederlandsche Bank.
a
artikel 3:24 met betrekking tot de rechtspersoonlijkheid, de bevoegdheid tot uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar onderscheidenlijk schadeverzekeraar en de uitoefening van die bevoegdheid; en
b
artikel 3:57, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot de solvabiliteit, met dien verstande dat voor de toepassing van dit onderdeel in dat artikel voor ?een verzekeraar met zetel in Nederland? moet worden gelezen: ?een verzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is?.
c
artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d
artikel 3:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid bepaalt en de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;
e
artikel 3:16, eerste en tweede lid, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
f
artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
g
artikel 3:24 met betrekking tot de rechtspersoonlijkheid, de bevoegdheid tot uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar onderscheidenlijk schadeverzekeraar en de uitoefening van die bevoegdheid;
h
artikel 3:47 met betrekking tot de vertegenwoordiger van een verzekeraar;
i
artikel 3:53, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen;
j
artikel 3:57, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot de solvabiliteit; en
k
artikel 3:70 met betrekking tot het boekjaar,
met dien verstande dat voor de toepassing van de onderdelen a tot en met k in de in die onderdelen genoemde artikelen voor ?een verzekeraar? of ?levensverzekeraar onderscheidenlijk schadeverzekeraar? telkens moet worden gelezen: ?het bijkantoor in Nederland van een verzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is? onderscheidenlijk ?het bijkantoor in Nederland van een levensverzekeraar onderscheidenlijk schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is?.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, d, f, h of k, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.

Artikel 2 47
1
Het is een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is verboden door middel van het verrichten van diensten naar Nederland vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat zijn bedrijf uit te oefenen, tenzij hij hiervan kennis geeft aan de Nederlandsche Bank.
a
artikel 3:24 met betrekking tot de rechtspersoonlijkheid, de bevoegdheid tot uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar onderscheidenlijk schadeverzekeraar en de uitoefening van die bevoegdheid; en
b
artikel 3:57, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot de solvabiliteit, met dien verstande dat voor de toepassing van dit onderdeel in dat artikel voor ?een verzekeraar met zetel in Nederland? moet worden gelezen: ?een verzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is?.
2
De kennisgeving geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De levensverzekeraar of schadeverzekeraar kan overgaan tot het uitoefenen van zijn bedrijf door middel van het verrichten van diensten vanuit het bijkantoor naar Nederland na ontvangst van de mededeling, bedoeld in artikel 2:47.

Artikel 2 47
1
Het is een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is verboden door middel van het verrichten van diensten naar Nederland vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat zijn bedrijf uit te oefenen, tenzij hij hiervan kennis geeft aan de Nederlandsche Bank.
2
De kennisgeving geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

Artikel 2 47
1
Het is een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is verboden door middel van het verrichten van diensten naar Nederland vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat zijn bedrijf uit te oefenen, tenzij hij hiervan kennis geeft aan de Nederlandsche Bank.
2
De kennisgeving geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

Artikel 2 47
1
Het is een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is verboden door middel van het verrichten van diensten naar Nederland vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat zijn bedrijf uit te oefenen, tenzij hij hiervan kennis geeft aan de Nederlandsche Bank.
a
artikel 3:24 met betrekking tot de rechtspersoonlijkheid, de bevoegdheid tot uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar onderscheidenlijk schadeverzekeraar en de uitoefening van die bevoegdheid; en
b
artikel 3:57, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot de solvabiliteit, met dien verstande dat voor de toepassing van dit onderdeel in dat artikel voor ?een verzekeraar met zetel in Nederland? moet worden gelezen: ?een verzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is?.
2
De kennisgeving geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De levensverzekeraar of schadeverzekeraar kan overgaan tot het uitoefenen van zijn bedrijf door middel van het verrichten van diensten vanuit het bijkantoor naar Nederland na ontvangst van de mededeling, bedoeld in artikel 2:47.
4
In geval van communautaire co-assurantie zijn het eerste en tweede lid slechts van toepassing op schadeverzekeraars die als eerste schadeverzekeraar optreden.

Artikel 2 47

Artikel 2 47
1
Het is een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is verboden door middel van het verrichten van diensten naar Nederland vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat zijn bedrijf uit te oefenen, tenzij hij hiervan kennis geeft aan de Nederlandsche Bank.
2
De kennisgeving geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De levensverzekeraar of schadeverzekeraar kan overgaan tot het uitoefenen van zijn bedrijf door middel van het verrichten van diensten vanuit het bijkantoor naar Nederland na ontvangst van de mededeling, bedoeld in artikel 2:47.
4
In geval van communautaire co-assurantie zijn het eerste en tweede lid slechts van toepassing op schadeverzekeraars die als eerste schadeverzekeraar optreden.

Artikel 2 47
Indien de Nederlandsche Bank een kennisgeving als bedoeld in 2:26f, eerste lid, 2:45, eerste lid, 2:46, eerste lid, of 2:54f, eerste lid, heeft ontvangen, deelt zij de ontvangst hiervan onverwijld mede aan de entiteit voor risico-aansprakelijkheid, herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar die de kennisgeving heeft gedaan.
Afdeling 2.2.4. Uitoefenen van bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar
2.2.4.1
. Vergunningplicht en -eisen voor natura-uitvaartverzekeraars met zetel in Nederland

Artikel 2 49
1
De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:48 indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

Artikel 2 49
1
De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:48 indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 3:8 met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 3:9 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel genoemde personen;
c
artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d
artikel 3:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid bepaalt en de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;
e
artikel 3:16, derde lid, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
f
artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
g
artikel 3:20 met betrekking tot de rechtsvorm;
h
artikel 3:53, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen;
i
artikel 3:57, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot de solvabiliteit; en
j
artikel 3:70 met betrekking tot het boekjaar.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, d of h tot en met j, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.
2.2.4.2
. Vergunningplicht en -eisen voor natura-uitvaartverzekeraars met zetel buiten Nederland

Artikel 2 54
1
Een natura-uitvaartverzekeraar, bedoeld in artikel 2:50, tweede lid of artikel 2:52, tweede lid, die voornemens is vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar uit te oefenen, geeft aan de Nederlandsche Bank kennis van dat voornemen.
2
De natura-uitvaartverzekeraar kan overgaan tot het uitoefenen van het voorgenomen bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland nadat de kennisgeving is gedaan tenzij de Nederlandsche Bank mededeelt dat het voornemen in strijd is met deze wet.
3
Indien de Nederlandsche Bank een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid heeft ontvangen, deelt zij de ontvangst hiervan onverwijld mede aan de natura-uitvaartverzekeraar die de kennisgeving heeft gedaan.

Artikel 2 54
1
Een natura-uitvaartverzekeraar, bedoeld in artikel 2:50, tweede lid of artikel 2:52, tweede lid, die voornemens is vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar uit te oefenen, geeft aan de Nederlandsche Bank kennis van dat voornemen.
a
artikel 3:8 met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 3:9 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel genoemde personen;
c
artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d
artikel 3:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid bepaalt en de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;
e
artikel 3:16, derde lid, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
f
artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
g
artikel 3:24 met betrekking tot de rechtspersoonlijkheid, de bevoegdheid tot uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar onderscheidenlijk schadeverzekeraar en de uitoefening van die bevoegdheid;
h
artikel 3:47 met betrekking tot de vertegenwoordiger van een verzekeraar;
i
artikel 3:53, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen;
j
artikel 3:57, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot de solvabiliteit; en
k
ingevolge artikel 3:70 met betrekking tot het boekjaar,
met dien verstande dat voor ?een verzekeraar? of ?een natura-uitvaartverzekeraar? telkens moet worden gelezen: ?het bijkantoor in Nederland van een natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat?.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, d, f, h, of k, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.

Artikel 2 54
1
Een natura-uitvaartverzekeraar, bedoeld in artikel 2:50, tweede lid of artikel 2:52, tweede lid, die voornemens is vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar uit te oefenen, geeft aan de Nederlandsche Bank kennis van dat voornemen.
2
De natura-uitvaartverzekeraar kan overgaan tot het uitoefenen van het voorgenomen bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland nadat de kennisgeving is gedaan tenzij de Nederlandsche Bank mededeelt dat het voornemen in strijd is met deze wet.
3
Indien de Nederlandsche Bank een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid heeft ontvangen, deelt zij de ontvangst hiervan onverwijld mede aan de natura-uitvaartverzekeraar die de kennisgeving heeft gedaan.
4
De Nederlandsche Bank kan binnen twee maanden na ontvangst van de kennisgeving van de natura-uitvaartverzekeraar mededelen welke voorwaarden om redenen van algemeen belang door de natura-uitvaartverzekeraar in acht moeten worden genomen bij het uitoefenen van zijn bedrijf vanuit het in Nederland gelegen bijkantoor.

Artikel 2 54
1
Een natura-uitvaartverzekeraar, bedoeld in artikel 2:50, tweede lid of artikel 2:52, tweede lid, die voornemens is vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar uit te oefenen, geeft aan de Nederlandsche Bank kennis van dat voornemen.
2
De natura-uitvaartverzekeraar kan overgaan tot het uitoefenen van het voorgenomen bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland nadat de kennisgeving is gedaan tenzij de Nederlandsche Bank mededeelt dat het voornemen in strijd is met deze wet.

Artikel 2 54
1
Een natura-uitvaartverzekeraar, bedoeld in artikel 2:50, tweede lid of artikel 2:52, tweede lid, die voornemens is vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar uit te oefenen, geeft aan de Nederlandsche Bank kennis van dat voornemen.
2
De natura-uitvaartverzekeraar kan overgaan tot het uitoefenen van het voorgenomen bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland nadat de kennisgeving is gedaan tenzij de Nederlandsche Bank mededeelt dat het voornemen in strijd is met deze wet.
3
Indien de Nederlandsche Bank een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid heeft ontvangen, deelt zij de ontvangst hiervan onverwijld mede aan de natura-uitvaartverzekeraar die de kennisgeving heeft gedaan.
4
De Nederlandsche Bank kan binnen twee maanden na ontvangst van de kennisgeving van de natura-uitvaartverzekeraar mededelen welke voorwaarden om redenen van algemeen belang door de natura-uitvaartverzekeraar in acht moeten worden genomen bij het uitoefenen van zijn bedrijf vanuit het in Nederland gelegen bijkantoor.
Afdeling 2.2.4a. Uitoefenen van bedrijf van entiteit voor risico-acceptatie
2.2.4a.1
. Vergunningplicht en -eisen voor entiteiten voor risico-acceptatie met zetel in Nederland

Artikel 2 54b
1
De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:54a, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
2
Indien de aanvraag een entiteit voor risico-acceptatie met zetel in Nederland betreft waarin een gekwalificeerde deelneming wordt gehouden, verleent de Nederlandsche Bank, onverminderd het eerste lid, een vergunning indien de houder van de gekwalificeerde deelneming een verklaring van geen bezwaar overeenkomstig artikel 3:95, tweede lid, heeft aangevraagd, en de Nederlandsche Bank van oordeel is dat voldaan is aan het bepaalde ingevolge de artikelen 3:99 tot en met 3:101 met betrekking tot de verklaring van geen bezwaar.

Artikel 2 54b
1
De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:54a, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 3:8 met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 3:9 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel genoemde personen;
c
artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d
artikel 3:16, eerste en tweede lid, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
e
artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
f
artikel 3:53, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen;
g
artikel 3:57, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot de solvabiliteit; en
h
artikel 3:70 met betrekking tot het boekjaar.
2
Indien de aanvraag een entiteit voor risico-acceptatie met zetel in Nederland betreft waarin een gekwalificeerde deelneming wordt gehouden, verleent de Nederlandsche Bank, onverminderd het eerste lid, een vergunning indien de houder van de gekwalificeerde deelneming een verklaring van geen bezwaar overeenkomstig artikel 3:95, tweede lid, heeft aangevraagd, en de Nederlandsche Bank van oordeel is dat voldaan is aan het bepaalde ingevolge de artikelen 3:99 tot en met 3:101 met betrekking tot de verklaring van geen bezwaar.
3
De aanvraag geschiedt onder vermelding van de herverzekeringsactiviteit, en onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
4
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, e, g of h, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.
2.2.4a.2
. Bijkantoren van en verrichten van diensten door entiteiten voor risico-acceptatie met zetel in een andere lidstaat

Artikel 2 54c
1
Een entiteit voor risico-acceptatie met zetel in een andere lidstaat kan overgaan tot het verrichten van haar werkzaamheden vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland indien zij een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat daartoe verleende vergunning heeft.
2
Artikel 1:107, tweede lid, is niet van toepassing.
2.2.4a.3
. Bijkantoren van en verrichten van diensten door entiteiten voor risico-acceptatie met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel 2 54f
1
Het is een ieder met zetel in een niet-aangewezen staat verboden door middel van het verrichten van diensten naar Nederland het bedrijf van entiteit voor risico-acceptatie uit te oefenen, tenzij hij de Nederlandsche Bank hiervan kennis geeft en aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
2
De kennisgeving geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De entiteit voor risico-acceptatie kan overgaan tot het uitoefenen van haar bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland na de mededeling, bedoeld in artikel 2:47.

Artikel 2 54f
1
Het is een ieder met zetel in een niet-aangewezen staat verboden door middel van het verrichten van diensten naar Nederland het bedrijf van entiteit voor risico-acceptatie uit te oefenen, tenzij hij de Nederlandsche Bank hiervan kennis geeft en aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 3:24 met betrekking tot de rechtspersoonlijkheid, de bevoegdheid tot uitoefening van het bedrijf van entiteit voor risico-acceptatie en de uitoefening van die bevoegdheid; en
b
artikel 3:57, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot de solvabiliteit, met dien verstande dat voor de toepassing van dit onderdeel in dat artikel voor ?een verzekeraar met zetel in Nederland? moet worden gelezen: ?een entiteit voor risico-acceptatie met zetel in een niet-aangewezen staat?.
c
artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d
artikel 3:16, eerste en tweede lid, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
e
artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
f
artikel 3:53, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen;
g
artikel 3:57, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot de solvabiliteit; en
h
artikel 3:70 met betrekking tot het boekjaar,
alsmede dat de aanvrager voldoet aan artikel 3:24, met betrekking tot de rechtspersoonlijkheid, de bevoegdheid tot uitoefening van het bedrijf van herverzekeraar, en de uitoefening van die bevoegdheid, met dien verstande dat voor de toepassing van de onderdelen a tot en met h de in die onderdelen genoemde artikelen voor ?verzekeraar? telkens moet worden gelezen: ?het in Nederland gelegen bijkantoor van een entiteit voor risico-acceptatie met zetel in een niet-aangewezen staat?.
2
De aanvraag geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, e, g of h, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.

Artikel 2 54f
1
Het is een ieder met zetel in een niet-aangewezen staat verboden door middel van het verrichten van diensten naar Nederland het bedrijf van entiteit voor risico-acceptatie uit te oefenen, tenzij hij de Nederlandsche Bank hiervan kennis geeft en aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 3:24 met betrekking tot de rechtspersoonlijkheid, de bevoegdheid tot uitoefening van het bedrijf van entiteit voor risico-acceptatie en de uitoefening van die bevoegdheid; en
b
artikel 3:57, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot de solvabiliteit, met dien verstande dat voor de toepassing van dit onderdeel in dat artikel voor ?een verzekeraar met zetel in Nederland? moet worden gelezen: ?een entiteit voor risico-acceptatie met zetel in een niet-aangewezen staat?.
2
De kennisgeving geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De entiteit voor risico-acceptatie kan overgaan tot het uitoefenen van haar bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland na de mededeling, bedoeld in artikel 2:47.
4
De entiteit voor risico-acceptatie, bedoeld in het eerste lid, oefent haar bedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland uitsluitend uit in de activiteit tot het uitoefenen waarvan zij in de staat waar zij haar zetel heeft bevoegd is.
Afdeling 2.2.5. Aanbieden van beleggingsobjecten
2.2.5.1
. Vergunningplicht en -eisen

Artikel 2 58
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in 2:55, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

Artikel 2 58

Artikel 2 58
a
als bank hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2 is toegestaan beleggingsobjecten aan te bieden;
b
als financiële instelling hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2.4 is toegestaan beleggingsobjecten aan te bieden; of
c
als verzekeraar hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.3 of afdeling 2.2.4 is toegestaan beleggingsobjecten aan te bieden.

Artikel 2 58

Artikel 2 58
a
als bank hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2 is toegestaan beleggingsobjecten aan te bieden;
b
als financiële instelling hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2.4 is toegestaan beleggingsobjecten aan te bieden; of
c
als verzekeraar hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.3 of afdeling 2.2.4 is toegestaan beleggingsobjecten aan te bieden.

Artikel 2 58
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in 2:55, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 4:9, eerste, tweede en vierde lid, met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 4:10 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;
c
artikel 4:11, tweede en derde lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d
artikel 4:13 met betrekking tot de zeggenschapsstructuur; en
e
artikel 4:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de eisen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, met betrekking tot het tweede en vierde lid van artikel 4:9, c, met betrekking tot het derde lid van artikel 4:11, of e, met betrekking tot het tweede lid van artikel 4:15, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid bedoelde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.
2.2.5.2
. Vrijstelling

Artikel 2 59
1
Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van artikel 2:55, eerste lid.
2
Bij ministeriële regeling kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling worden geregeld van artikel 2:58, eerste lid.
Afdeling 2.2.6. Aanbieden van krediet
2.2.6.1
. Vergunningplicht en -eisen

Artikel 2 63
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:60, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

Artikel 2 63
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:60, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 4:9, eerste, tweede en vierde lid, met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 4:10 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;
c
artikel 4:11, tweede en derde lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

Artikel 2 63

Artikel 2 63
a
als bank hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2 is toegestaan krediet aan te bieden;
b
als financiële instelling hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2 is toegestaan krediet aan te bieden; of
c
als verzekeraar hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.3 of 2.2.4 is toegestaan krediet aan te bieden.

Artikel 2 63
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:60, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 4:9, eerste, tweede en vierde lid, met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 4:10 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;
c
artikel 4:11, tweede en derde lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d
artikel 4:13 met betrekking tot de zeggenschapsstructuur; en
e
artikel 4:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de eisen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, met betrekking tot het tweede en het vierde lid van artikel 4:9, c, met betrekking tot het derde lid van artikel 4:11, of e, met betrekking tot het tweede lid van artikel 4:15, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid bedoelde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.
2.2.6.2
. Vrijstelling

Artikel 2 64
1
Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van artikel 2:60, eerste lid.
2
Bij ministeriële regeling kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling worden geregeld van artikel 2:63, eerste lid.
Afdeling 2.2.7. Aanbieden van rechten van deelneming in beleggingsinstellingen
2.2.7.1
. Vergunningplicht en -eisen

Artikel 2 69
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:65, tweede lid, indien de aanvrager aantoont dat met betrekking tot de beleggingsmaatschappij en, indien van toepassing, de daaraan verbonden bewaarder zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 4:13 met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
b
artikel 4:40 met betrekking tot de plaats van waaruit de personen die het dagelijks beleid van de beleggingsmaatschappij bepalen hun werkzaamheden verrichten;
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

Artikel 2 69
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:65, tweede lid, indien de aanvrager aantoont dat met betrekking tot de beleggingsmaatschappij en, indien van toepassing, de daaraan verbonden bewaarder zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

Artikel 2 69
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:65, tweede lid, indien de aanvrager aantoont dat met betrekking tot de beleggingsmaatschappij en, indien van toepassing, de daaraan verbonden bewaarder zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 4:13 met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
b
artikel 4:40 met betrekking tot de plaats van waaruit de personen die het dagelijks beleid van de beleggingsmaatschappij bepalen hun werkzaamheden verrichten;
c
artikel 4:44, eerste lid, met betrekking tot de rechtsvorm en statutaire doelomschrijving van de bewaarder;
d
artikel 4:56 met betrekking tot het bewaren van de activa door de bewaarder;
e
artikel 4:57 met betrekking tot de zetel van de bewaarder;
f
artikel 4:60, eerste lid, met betrekking tot het statutaire doel van de beleggingsmaatschappij;
g
artikel 4:60, tweede lid, met betrekking tot het zonder beperkingen in Nederland aanbieden van de rechten van deelneming en de inkoop of terugbetaling daarvan op verzoek van een deelnemer;
h
artikel 4:60, derde lid, met betrekking tot de zetel van de beleggingsmaatschappij; en
i
artikel 4:60, vierde lid, met betrekking tot de werkzaamheden van de beleggingsmaatschappij.
j
artikel 3:53, eerste en derde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen.
k
artikel 4:48 met betrekking tot het in dat artikel bedoelde registratiedocument; en
l
artikel 3:53, eerste en derde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
a
artikel 4:43 met betrekking tot de tussen de beleggingsmaatschappij en de bewaarder te sluiten overeenkomst;
b
artikel 4:56 met betrekking tot het bewaren van de activa door een bewaarder;
c
artikel 4:57 met betrekking tot de zetel van de bewaarder;
d
artikel 4:60, eerste lid, met betrekking tot het statutaire doel van de beleggingsmaatschappij;
e
artikel 4:60, tweede lid, met betrekking tot het zonder beperkingen in Nederland aanbieden van de rechten van deelneming en de inkoop of terugbetaling daarvan op verzoek van een deelnemer;
f
artikel 4:60, derde lid, met betrekking tot de zetel van de beleggingsmaatschappij;
g
artikel 4:60, vierde lid, met betrekking tot de werkzaamheden van de beleggingsmaatschappij; en
3
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
4
De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de eisen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel c, met betrekking tot het derde lid van artikel 4:11, e of j, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid bedoelde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.
5
De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de eisen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel c, met betrekking tot het derde lid van artikel 4:11, e, met betrekking tot het tweede lid van artikel 4:14, j of l, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid bedoelde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.

Artikel 2 69
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:65, tweede lid, indien de aanvrager aantoont dat met betrekking tot de beleggingsmaatschappij en, indien van toepassing, de daaraan verbonden bewaarder zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 4:13 met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
b
artikel 4:40 met betrekking tot de plaats van waaruit de personen die het dagelijks beleid van de beleggingsmaatschappij bepalen hun werkzaamheden verrichten;
c
artikel 4:44, eerste lid, met betrekking tot de rechtsvorm en statutaire doelomschrijving van de bewaarder;
d
artikel 4:56 met betrekking tot het bewaren van de activa door de bewaarder;
e
artikel 4:57 met betrekking tot de zetel van de bewaarder;
f
artikel 4:60, eerste lid, met betrekking tot het statutaire doel van de beleggingsmaatschappij;
g
artikel 4:60, tweede lid, met betrekking tot het zonder beperkingen in Nederland aanbieden van de rechten van deelneming en de inkoop of terugbetaling daarvan op verzoek van een deelnemer;
h
artikel 4:60, derde lid, met betrekking tot de zetel van de beleggingsmaatschappij; en
i
artikel 4:60, vierde lid, met betrekking tot de werkzaamheden van de beleggingsmaatschappij.
j
artikel 3:53, eerste en derde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
a
artikel 4:43 met betrekking tot de tussen de beleggingsmaatschappij en de bewaarder te sluiten overeenkomst;
b
artikel 4:56 met betrekking tot het bewaren van de activa door een bewaarder;
c
artikel 4:57 met betrekking tot de zetel van de bewaarder;
d
artikel 4:60, eerste lid, met betrekking tot het statutaire doel van de beleggingsmaatschappij;
e
artikel 4:60, tweede lid, met betrekking tot het zonder beperkingen in Nederland aanbieden van de rechten van deelneming en de inkoop of terugbetaling daarvan op verzoek van een deelnemer;
f
artikel 4:60, derde lid, met betrekking tot de zetel van de beleggingsmaatschappij;
g
artikel 4:60, vierde lid, met betrekking tot de werkzaamheden van de beleggingsmaatschappij; en
h
artikel 3:53, eerste en derde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen.
3
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
4
De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de eisen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel c, met betrekking tot het derde lid van artikel 4:11, e of j, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid bedoelde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.

Artikel 2 69
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:65, tweede lid, indien de aanvrager aantoont dat met betrekking tot de beleggingsmaatschappij en, indien van toepassing, de daaraan verbonden bewaarder zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 4:13 met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
b
artikel 4:40 met betrekking tot de plaats van waaruit de personen die het dagelijks beleid van de beleggingsmaatschappij bepalen hun werkzaamheden verrichten;
c
artikel 4:44, eerste lid, met betrekking tot de rechtsvorm en statutaire doelomschrijving van de bewaarder;
d
artikel 4:56 met betrekking tot het bewaren van de activa door de bewaarder;
e
artikel 4:57 met betrekking tot de zetel van de bewaarder;
f
artikel 4:60, eerste lid, met betrekking tot het statutaire doel van de beleggingsmaatschappij;
g
artikel 4:60, tweede lid, met betrekking tot het zonder beperkingen in Nederland aanbieden van de rechten van deelneming en de inkoop of terugbetaling daarvan op verzoek van een deelnemer;
h
artikel 4:60, derde lid, met betrekking tot de zetel van de beleggingsmaatschappij; en
i
artikel 4:60, vierde lid, met betrekking tot de werkzaamheden van de beleggingsmaatschappij.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
2.2.7.2
. Bijkantoor en verrichten van diensten

Artikel 2 73
1
Een beleggingsinstelling met zetel in een aangewezen staat als bedoeld in artikel 2:66, eerste lid, die voornemens is in Nederland rechten van deelneming aan te bieden geeft de Autoriteit Financiële Markten daarvan kennis en legt daarbij een verklaring van ondertoezichtstelling over, afgegeven door de toezichthoudende instantie van die aangewezen staat.
2
De beleggingsinstelling kan het aanbieden van de rechten van deelneming in Nederland aanvangen tenzij de Autoriteit Financiële Markten voor het verstrijken van die acht weken heeft bekendgemaakt, dat het voornemen of de beoogde wijze van verhandeling, bedoeld in het eerste lid, niet in overeenstemming is met toepasselijke Nederlandse wettelijke bepalingen.

Artikel 2 73
1
Een beleggingsinstelling met zetel in een aangewezen staat als bedoeld in artikel 2:66, eerste lid, die voornemens is in Nederland rechten van deelneming aan te bieden geeft de Autoriteit Financiële Markten daarvan kennis en legt daarbij een verklaring van ondertoezichtstelling over, afgegeven door de toezichthoudende instantie van die aangewezen staat.
2
De beleggingsinstelling kan het aanbieden van de rechten van deelneming in Nederland aanvangen tenzij de Autoriteit Financiële Markten voor het verstrijken van die acht weken heeft bekendgemaakt, dat het voornemen of de beoogde wijze van verhandeling, bedoeld in het eerste lid, niet in overeenstemming is met toepasselijke Nederlandse wettelijke bepalingen.

Artikel 2 73
1
Een beleggingsinstelling met zetel in een aangewezen staat als bedoeld in artikel 2:66, eerste lid, die voornemens is in Nederland rechten van deelneming aan te bieden geeft de Autoriteit Financiële Markten daarvan kennis en legt daarbij een verklaring van ondertoezichtstelling over, afgegeven door de toezichthoudende instantie van die aangewezen staat.
2
De beleggingsinstelling kan het aanbieden van de rechten van deelneming in Nederland aanvangen tenzij de Autoriteit Financiële Markten voor het verstrijken van die acht weken heeft bekendgemaakt, dat het voornemen of de beoogde wijze van verhandeling, bedoeld in het eerste lid, niet in overeenstemming is met toepasselijke Nederlandse wettelijke bepalingen.
a
een verklaring van de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat dat de beleggingsinstelling voldoet aan de voorwaarden van de richtlijn beleggingsinstellingen;
b
de statuten of reglementen van de beleggingsinstelling;
c
het prospectus van de beleggingsinstelling;
d
het vereenvoudigde prospectus van de beleggingsinstelling;
e
gegevens over de beoogde wijze van informatieverschaffing, van verhandeling, van uitkeringen op alsmede inkoop van of terugbetaling op rechten van deelneming in Nederland; en
f
in voorkomend geval, de laatste jaarrekening en halfjaarcijfers van de beleggingsinstelling.
3
De beheerder kan het aanbieden van de rechten van deelneming in Nederland aanvangen twee maanden na de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, tenzij de Autoriteit Financiële Markten voor het verstrijken van die twee maanden aan de beheerder heeft bekendgemaakt, dat:
a
het voornemen, bedoeld in het eerste lid, niet in overeenstemming is met toepasselijke Nederlandse wettelijke bepalingen; of
b
de beoogde wijze van verhandeling in strijd is met wettelijke voorschriften die betrekking hebben op het niet door de richtlijn beleggingsinstellingen bestreken gebied.

Artikel 2 73
1
Een beleggingsinstelling met zetel in een aangewezen staat als bedoeld in artikel 2:66, eerste lid, die voornemens is in Nederland rechten van deelneming aan te bieden geeft de Autoriteit Financiële Markten daarvan kennis en legt daarbij een verklaring van ondertoezichtstelling over, afgegeven door de toezichthoudende instantie van die aangewezen staat.
2
De beleggingsinstelling kan het aanbieden van de rechten van deelneming in Nederland aanvangen tenzij de Autoriteit Financiële Markten voor het verstrijken van die acht weken heeft bekendgemaakt, dat het voornemen of de beoogde wijze van verhandeling, bedoeld in het eerste lid, niet in overeenstemming is met toepasselijke Nederlandse wettelijke bepalingen.
2.2.7.3
. Vrijstelling

Artikel 2 74
Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van artikel 2:65, eerste lid.
Afdeling 2.2.8. Adviseren over andere financiële producten dan financiële instrumenten
2.2.8.1
. Vergunningplicht en -eisen

Artikel 2 78
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

Artikel 2 78
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 4:9, eerste, tweede en vierde lid, met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 4:10 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;
c
artikel 4:11, tweede en derde lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d
artikel 4:13 met betrekking tot de zeggenschapsstructuur; en
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de eisen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, met betrekking tot het tweede en vierde lid van artikel 4:9, c, met betrekking tot het derde lid van artikel 4;11, of e, met betrekking tot het tweede lid van artikel 4:15, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid bedoelde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.
4
Artikel 2:75, eerste lid, is niet van toepassing op bemiddelaars als bedoeld in artikel 2:81, tweede lid, voor zover het betreft het adviseren over financiële producten waarvoor zij optreden als verbonden bemiddelaar.
5
Artikel 2:75, eerste lid, is niet van toepassing op bemiddelaars die een ontheffing als bedoeld in artikel 2:80, eerste lid, hebben voorzover het betreft het adviseren over een financieel product waartoe die ontheffing strekt.

Artikel 2 78
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 4:9, eerste, tweede en vierde lid, met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 4:10 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;
c
artikel 4:11, tweede en derde lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d
artikel 4:13 met betrekking tot de zeggenschapsstructuur; en
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

Artikel 2 78
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 4:9, eerste, tweede en vierde lid, met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 4:10 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;
c
artikel 4:11, tweede en derde lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d
artikel 4:13 met betrekking tot de zeggenschapsstructuur; en
e
artikel 4:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de eisen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, met betrekking tot het tweede en vierde lid van artikel 4:9, c, met betrekking tot het derde lid van artikel 4;11, of e, met betrekking tot het tweede lid van artikel 4:15, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid bedoelde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.
2.2.8.2
. Vrijstelling

Artikel 2 79
1
Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van artikel 2:75, eerste lid.
2
Bij ministeriële regeling kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling worden geregeld van artikel 2:78, eerste lid.
Afdeling 2.2.9. Bemiddelen
2.2.9.1
. Vergunningplicht en -eisen

Artikel 2 83
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:80, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de eisen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, met betrekking tot het tweede en vierde lid van artikel 4:9, c, met betrekking tot het derde lid van artikel 4:11, e, met betrekking tot het tweede lid van artikel 4:15 of f, met betrekking tot het tweede lid van artikel 4:75, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid bedoelde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.
a
een persoon die met een overleden bemiddelaar tot het tijdstip van diens overlijden een duurzame gemeenschappelijke huishouding heeft gehad; of
b
een niet tot de huishouding behorend kind van een overleden bemiddelaar,
indien het bedrijf van de overleden bemiddelaar wordt voortgezet en de belangen die dit deel en het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen beogen te beschermen anderszins voldoende worden beschermd.
4
De in het derde lid bedoelde ontheffing kan met terugwerkende kracht worden verleend tot de datum van overlijden. De ontheffing wordt voor ten hoogste een jaar verleend en kan ten hoogste tweemaal met een jaar worden verlengd.

Artikel 2 83
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:80, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 4:9, eerste, tweede en vierde lid, met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 4:10 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;
c
artikel 4:11, tweede en derde lid, met betrekking tot het beleid inzake de integere bedrijfsuitoefening;
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
a
volledig verantwoordelijk zijn voor de bemiddelaars, in die zin dat zij er voor zorg dragen dat de bemiddelaars voldoen aan deze wet; en
b
de betrokken bemiddelaars als verbonden bemiddelaar hebben aangemeld bij de Autoriteit Financiële Markten.
3
De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de eisen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, met betrekking tot het tweede en vierde lid van artikel 4:9, c, met betrekking tot het derde lid van artikel 4:11, e, met betrekking tot het tweede lid van artikel 4:15 of f, met betrekking tot het tweede lid van artikel 4:75, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid bedoelde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.
4
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de aanmelding, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, plaatsvindt, de gegevens die daarbij worden verstrekt en de bescheiden die daarbij worden overgelegd.

Artikel 2 83
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:80, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 4:9, eerste, tweede en vierde lid, met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 4:10 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;
c
artikel 4:11, tweede en derde lid, met betrekking tot het beleid inzake de integere bedrijfsuitoefening;
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

Artikel 2 83
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:80, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 4:9, eerste, tweede en vierde lid, met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 4:10 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;
c
artikel 4:11, tweede en derde lid, met betrekking tot het beleid inzake de integere bedrijfsuitoefening;
d
artikel 4:13 met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
e
artikel 4:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering; en
f
indien het bemiddelen in verzekeringen betreft, artikel 4:75, eerste tot en met derde lid, met betrekking tot het beschikken over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering of een daarmee vergelijkbare voorziening.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de eisen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, met betrekking tot het tweede en vierde lid van artikel 4:9, c, met betrekking tot het derde lid van artikel 4:11, e, met betrekking tot het tweede lid van artikel 4:15 of f, met betrekking tot het tweede lid van artikel 4:75, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid bedoelde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.
2.2.9.2
. Bijkantoor en verrichten van diensten

Artikel 2 84
1
Indien de Autoriteit Financiële Markten een mededeling heeft ontvangen van een toezichthoudende instantie van een andere lidstaat met betrekking tot het bemiddelen in verzekeringen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland door een bemiddelaar in verzekeringen met zetel in die andere lidstaat, kan de toezichthouder binnen een maand na ontvangst van de mededeling bekend maken welke voorwaarden om redenen van algemeen belang door de betrokken bemiddelaar in verzekeringen in acht moeten worden genomen bij het verlenen van zijn financiële diensten in Nederland.
2
Een bemiddelaar in verzekeringen met zetel in een andere lidstaat kan een maand na de mededeling, bedoeld in het eerste lid, van de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat aan de Autoriteit Financiële Markten overgaan tot het verlenen van diensten vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland.
2.2.9.3
. Vrijstelling

Artikel 2 85
1
Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van artikel 2:80, eerste lid.
2
Bij ministeriële regeling kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling worden geregeld van artikel 2:83, eerste lid.
Afdeling 2.2.10. Herverzekeringsbemiddelen
2.2.10.1
. Vergunningplicht en -eisen

Artikel 2 89
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in Artikel 2:86, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

Artikel 2 89

Artikel 2 89
a
voor het uitoefenen van het bedrijf van verzekeraar een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben, voorzover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan te herverzekeringsbemiddelen;
b
voor het uitoefenen van het bedrijf van financiële instelling een door de Nederlandsche Bank op grond van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen verleende verklaring van ondertoezichtstelling hebben, voorzover het aan hen ingevolge die verklaring is toegestaan te herverzekeringsbemiddelen; of
c
voor het uitoefenen van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben.

Artikel 2 89

Artikel 2:86, eerste lid, is niet van toepassing op herverzekeringsbemiddelaars die in een andere lidstaat zijn geregistreerd in de zin van artikel 3 van de richtlijn, voorzover is voldaan aan artikel 2:90, tweede lid.


Artikel 2 89
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in Artikel 2:86, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 4:9, eerste, tweede en vierde lid, met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 4:10 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;
c
artikel 4:11, tweede en derde lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d
artikel 4:13 met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
e
artikel 4:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering; en
f
artikel 4:76, eerste tot en met derde lid, met betrekking tot het beschikken over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering of een daarmee vergelijkbare voorziening.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de eisen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, met betrekking tot het tweede en vierde lid van artikel 4:9, c, met betrekking tot het derde lid van artikel 4:11, of e, met betrekking tot het tweede lid van artikel 4:15, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid bedoelde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.
2.2.10.2
. Bijkantoor en verrichten van diensten

Artikel 2 90
1
Indien de Autoriteit Financiële Markten een mededeling heeft ontvangen van een toezichthoudende instantie van een andere lidstaat met betrekking tot het herverzekeringsbemiddelen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland door een herverzekeringsbemiddelaar met zetel in die andere lidstaat, kan de toezichthouder binnen een maand na ontvangst van de mededeling bekend maken welke voorwaarden om redenen van algemeen belang door de betrokken herverzekeringsbemiddelaar in acht moeten worden genomen bij het verlenen van zijn financiële diensten in Nederland.
2
Een herverzekeringsbemiddelaar met zetel in een andere lidstaat kan een maand na de mededeling, bedoeld in het eerste lid, van de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat aan de Autoriteit Financiële Markten overgaan tot het verlenen van diensten vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland.
2.2.10.3
. Vrijstelling

Artikel 2 91
1
Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van artikel 2:86, eerste lid.
2
Bij ministeriële regeling kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling worden geregeld van artikel 2:89, eerste lid.
Afdeling 2.2.11. Optreden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent
2.2.11.1
. Vergunningplicht en -eisen

Artikel 2 94
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:92, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

Artikel 2 94

Artikel 2 94
a
voor het uitoefenen van het bedrijf van verzekeraar een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben, voorzover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan op te treden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent;
b
voor het uitoefenen van het bedrijf van financiële instelling een door de Nederlandsche Bank op grond van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen verleende verklaring van ondertoezichtstelling hebben, voorzover het aan hen ingevolge die verklaring is toegestaan op te treden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent; of
c
voor het uitoefenen van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben.

Artikel 2 94
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:92, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 4:9, eerste, tweede en vierde lid, met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 4:10 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;
c
artikel 4:11, tweede en derde lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d
artikel 4:13, eerste en tweede lid, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur; en
e
artikel 4:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering.
2
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de eisen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, met betrekking tot het tweede en vierde lid van artikel 4:9, c, met betrekking tot het derde lid van artikel 4:11, of e, met betrekking tot het tweede lid van artikel 4:15, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid bedoelde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.
2.2.11.2
. Vrijstelling

Artikel 2 95
1
Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van artikel 2:92, eerste lid.
2
Bij ministeriële regeling kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling worden geregeld van artikel 2:94, eerste lid.
Afdeling 2.2.12. Verlenen van beleggingsdiensten, verrichten van beleggingsactiviteiten en systematische internalisatie
2.2.12.1
. Vergunningplicht en -eisen

Artikel 2 99
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
2
Artikel 2:96 is niet van toepassing op beleggingsondernemingen met zetel in een andere lidstaat die:

Artikel 2 99
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 4:9, eerste lid, met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 4:10 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;
2
Artikel 2:96 is niet van toepassing op beleggingsondernemingen met zetel in een andere lidstaat die:
3
Artikel 2:96 is, voorzover het betreft het beheren van individuele vermogens en het adviseren over financiële instrumenten, niet van toepassing op financiële ondernemingen met zetel in Nederland die voor het beheren van een instelling voor collectieve belegging in effecten een vergunning als bedoeld in artikel 2:65, eerste lid, onderdeel a, hebben.
4
Artikel 2:96 is niet van toepassing op financiële ondernemingen, met uitzondering van instellingen voor collectieve belegging in effecten die een beleggingsmaatschappij zijn, die een door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning hebben voor het beheren van beleggingsinstellingen, voorzover het betreft het adviseren over de rechten van deelneming in door die beheerders beheerde beleggingsinstellingen.
5
Artikel 2:96 is niet van toepassing op verbonden agenten die voor rekening van de beleggingsondernemingen beleggingsdiensten verlenen als bedoeld in onderdeel a, d of e van de definitie van verlenen van een beleggingsdienst in artikel 1:1, indien de beleggingsondernemingen voor wie de verbonden agent deze beleggingsdiensten verlenen:
a
volledig voor hen verantwoordelijk zijn, in die zin dat zij er voor zorg dragen dat de verbonden agenten voldoen aan deze wet; en
b
de betrokken agenten als verbonden agenten hebben aangemeld bij de Autoriteit Financiële Markten.
6
Een beleggingsonderneming die niet langer verantwoordelijk is als bedoeld in het vijfde, onderdeel a, voor een verbonden agent, geeft daarvan kennis aan de Autoriteit Financiële Markten en de betrokken verbonden agent.
7
De Autoriteit Financiële Markten gaat alleen over tot inschrijving van de verbonden agent in het register als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, onderdeel a, onder 12°, indien de beleggingsonderneming die de betrokken verbonden agent bij de Autoriteit Financiële Markten aanmeldt aantoont dat met betrekking tot de betrokken verbonden agent zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge artikel 4:9, eerste lid en 4:10.
8
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de aanmelding, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b, plaatsvindt, de gegevens die daarbij worden verstrekt en de bescheiden die daarbij worden overgelegd.

Artikel 2 99
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 4:9, eerste lid, met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 4:10 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;
c
artikel 4:11, eerste en derde lid, met betrekking tot het beleid inzake de integere bedrijfsuitoefening;
2
Artikel 2:96 is niet van toepassing op beleggingsondernemingen met zetel in een andere lidstaat die:
a
vanuit een bijkantoor in Nederland beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten, voorzover is voldaan aan artikel 2:101; of
b
door middel van het verrichten van diensten naar Nederland beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten, voorzover is voldaan aan artikel 2:102;
c
door tussenkomst van een verbonden agent in Nederland beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten als bedoeld in onderdeel a, d of e van de definitie van het verlenen van een beleggingsdienst in artikel 1:1, voorzover is voldaan aan de artikelen 2:101 of 2:102 en de beleggingsonderneming de betrokken agent als verbonden agent ter inschrijving in het register heeft aangemeld bij de Autoriteit Financiële Markten. Het bepaalde in artikel 2:97, zevende lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2 99
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a
artikel 4:9, eerste lid, met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b
artikel 4:10 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;
c
artikel 4:11, eerste en derde lid, met betrekking tot het beleid inzake de integere bedrijfsuitoefening;
d
artikel 4:83, eerste lid, met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijkse beleid bepaalt en ingevolge artikel 4:84 met betrekking tot de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;
e
artikel 4:13, eerste en tweede lid, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
f
artikel 4:14, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
g
artikel 4:87 met betrekking tot het treffen van adequate maatregelen ter bescherming van de rechten van cliënten;
h
artikel 4:88 met betrekking tot het voeren van een adequaat beleid ter zake van het voorkomen van de in dat artikel bedoelde belangenconflicten;
i
artikel 3:53, eerste en derde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen;
j
artikel 4:91a met betrekking tot de regels die gelden voor het handelsproces en de afhandeling van transacties in een multilaterale handelsfaciliteit indien de aanvrager voornemens is een multilaterale handelsfaciliteit te exploiteren.
Indien de aanvraag betrekking heeft het bemiddelen of beheren van individuele vermogens door een in Nederland gelegen bijkantoor van een beleggingsonderneming met zetel in een staat die geen lidstaat is, toont de aanvrager tevens aan dat de beleggingsonderneming in de staat waar hij zijn zetel heeft bevoegd is beleggingsdiensten te verlenen en bevoegd is een bijkantoor in Nederland te openen.
2
Ingeval een gekwalificeerde deelneming als bedoeld in artikel 3:95 wordt gehouden in de beleggingsonderneming, verleent de Autoriteit Financiële Markten, onverminderd het eerste lid, een vergunning indien de houder van de gekwalificeerde deelneming in de beleggingsonderneming voldoet aan artikel 3:95, tweede lid, en de Nederlandsche Bank van oordeel is dat voldaan is aan het bepaalde ingevolge de artikelen 3:99 tot en met 3:101 met betrekking tot de verklaring van geen bezwaar.
3
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
4
Indien de aanvraag betrekking heeft op het verlenen van de beleggingsdienst, bedoeld in onderdeel b van de definitie van verlenen van een beleggingsdienst in artikel 1:1 en op het verrichten van de beleggingsactiviteit, bedoeld in onderdeel a van de definitie van verrichten van een beleggingsactiviteit in dat artikel en de aanvrager tevens voornemens is het bedrijf van beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling uit te oefenen met betrekking tot transacties in aandelen die tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, meldt hij dat voornemen bij de aanvraag.
5
Indien de beleggingsonderneming voornemens is nevendiensten te verlenen, meldt zij dat voornemen bij de aanvraag.
6
De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de eisen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel c, met betrekking tot het derde lid van artikel 4:11, d, met betrekking tot het eerste lid van artikel 4:83, eerste lid, f, met betrekking tot het tweede lid van artikel 4:14, h met betrekking tot het derde lid van artikel 4:88, of i, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid bedoelde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.
2.2.12.2
. Bijkantoor en verrichten van diensten

Artikel 2 103a
1
Een beleggingsonderneming waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 is verleend voor het exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit, die voornemens is om in een andere lidstaat voorzieningen te treffen waardoor haar in die lidstaat gevestigde leden of deelnemers toegang krijgen tot deze multilaterale handelsfaciliteit en daarop kunnen handelen, deelt dit voornemen aan de Autoriteit Financiële Markten mede. De Autoriteit Financiële Markten verstrekt deze informatie binnen een maand na ontvangst aan de relevante toezichthoudende instantie van de desbetreffende lidstaat.
2
De Autoriteit Financiële Markten deelt, op verzoek van de toezichthoudende instantie van de in het eerste lid bedoelde lidstaat binnen een redelijke termijn de identiteitsgegevens mee van de leden van of deelnemers aan de multilaterale handelsfaciliteit.
3
Het eerste lid is niet van toepassing op beleggingsondernemingen die hebben voldaan aan artikel 2:71, eerste lid.
4
Indien een beleggingsonderneming als bedoeld in het eerste lid het voornemen heeft beleggingsdiensten te verlenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor door middel van een in Nederland gevestigde verbonden agent die onder haar verantwoordelijkheid en voor haar rekening optreedt, is het bepaalde in deze wet ten aanzien van een bijkantoor van beleggingsondernemingen van overeenkomstige toepassing op de verbonden agent.

Artikel 2 103a
1
Een beleggingsonderneming waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 is verleend voor het exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit, die voornemens is om in een andere lidstaat voorzieningen te treffen waardoor haar in die lidstaat gevestigde leden of deelnemers toegang krijgen tot deze multilaterale handelsfaciliteit en daarop kunnen handelen, deelt dit voornemen aan de Autoriteit Financiële Markten mede. De Autoriteit Financiële Markten verstrekt deze informatie binnen een maand na ontvangst aan de relevante toezichthoudende instantie van de desbetreffende lidstaat.
2
De Autoriteit Financiële Markten deelt, op verzoek van de toezichthoudende instantie van de in het eerste lid bedoelde lidstaat binnen een redelijke termijn de identiteitsgegevens mee van de leden van of deelnemers aan de multilaterale handelsfaciliteit.
3
Het eerste lid is niet van toepassing op beleggingsondernemingen die hebben voldaan aan artikel 2:71, eerste lid.

Artikel 2 103a
1
Een beleggingsonderneming waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 is verleend voor het exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit, die voornemens is om in een andere lidstaat voorzieningen te treffen waardoor haar in die lidstaat gevestigde leden of deelnemers toegang krijgen tot deze multilaterale handelsfaciliteit en daarop kunnen handelen, deelt dit voornemen aan de Autoriteit Financiële Markten mede. De Autoriteit Financiële Markten verstrekt deze informatie binnen een maand na ontvangst aan de relevante toezichthoudende instantie van de desbetreffende lidstaat.
2
De Autoriteit Financiële Markten deelt, op verzoek van de toezichthoudende instantie van de in het eerste lid bedoelde lidstaat binnen een redelijke termijn de identiteitsgegevens mee van de leden van of deelnemers aan de multilaterale handelsfaciliteit.

Artikel 2 103a
Het is een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 2:98, tweede lid, niet toegestaan beleggingsdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten indien die financiële diensten niet wordt vermeld in de mededeling, bedoeld in artikel 2:100, eerste lid.

Artikel 2 103a
1
Een beleggingsonderneming waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 is verleend voor het exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit, die voornemens is om in een andere lidstaat voorzieningen te treffen waardoor haar in die lidstaat gevestigde leden of deelnemers toegang krijgen tot deze multilaterale handelsfaciliteit en daarop kunnen handelen, deelt dit voornemen aan de Autoriteit Financiële Markten mede. De Autoriteit Financiële Markten verstrekt deze informatie binnen een maand na ontvangst aan de relevante toezichthoudende instantie van de desbetreffende lidstaat.
2
De Autoriteit Financiële Markten deelt, op verzoek van de toezichthoudende instantie van de in het eerste lid bedoelde lidstaat binnen een redelijke termijn de identiteitsgegevens mee van de leden van of deelnemers aan de multilaterale handelsfaciliteit.
2.2.12.3
. Vrijstelling

Artikel 2 104
1
Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van artikel 2:96.
2
Bij ministeriële regeling kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling worden geregeld van artikel 2:99, eerste lid.
Afdeling 2.2.13. Bijzondere bepalingen

Artikel 2 105
1
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in de artikelen 2:55, 2:60, 2:75, 2:80, 2:86, 2:92 en 2:96 aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die mede strekt ten behoeve van bij die rechtspersoon aangesloten ondernemingen, indien die rechtspersoon, onverminderd de artikelen 2:58, 2:63, 2:78, 2:83, 2:89, 2:94 en 2:99, aantoont dat hij:
a
krachtens zijn statuten en de statuten van de bij hem aangesloten ondernemingen of krachtens een overeenkomst met de bij hem aangesloten ondernemingen beschikt over voldoende bevoegdheden jegens de aangesloten ondernemingen om een handelen of nalaten van een zodanige onderneming in strijd met het bepaalde ingevolge het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen met betrekking tot het verlenen van financiële diensten, met uitzondering van het aanbieden van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling, tegen te kunnen gaan en door de Autoriteit Financiële Markten gegeven aanwijzingen op te laten volgen;
b
beschikt over voldoende mogelijkheden tot deskundige ondersteuning van de aangesloten ondernemingen; en
c
gemachtigd is die ondernemingen bij de vergunningaanvraag en ook overigens voor de toepassing van de afdelingen 2.2.5, 2.2.6, 2.2.8, 2.2.9, 2.2.10, 2.2.11, 2.2.12, 2.3.6, 2.3.7 en 2.3.8 en voor de toepassing van het bepaalde ingevolge het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen met betrekking tot het verlenen van financiële diensten, met uitzondering van het aanbieden van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling, te vertegenwoordigen.
2
Indien na het verlenen van een vergunning als bedoeld in het eerste lid een onderneming zich aansluit bij de rechtspersoon geldt de vergunning mede voor die onderneming, indien de rechtspersoon ten aanzien van deze onderneming voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid.
3
Voor de toepassing van de afdelingen 2.2.5, 2.2.6, 2.2.8, 2.2.9, 2.2.10, 2.2.11, 2.2.12, 2.3.6, 2.3.7 en 2.3.8 geldt het handelen en het nalaten te handelen van de aangesloten onderneming als het handelen onderscheidenlijk het nalaten te handelen van de rechtspersoon.
4
Onze Minister kan na raadpleging van de Autoriteit Financiële Markten ondernemingen aanwijzen die voor de toepassing van het tweede en het derde lid geacht worden over een vergunning als bedoeld in het eerste lid te beschikken, indien deze ondernemingen een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben en voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid. Het besluit tot aanwijzing kan door Onze Minister worden ingetrokken.
5
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid, aanhef en onderdelen a en b.

Hoofdstuk 2.3. Toegang tot de buitenlandse financiële markten

Artikel 2 106
Het bepaalde in dit hoofdstuk, met uitzondering van de artikelen 2:117 en 2:118, is niet van toepassing op het verlenen van financiële diensten die kunnen worden aangemerkt als dienst van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 15d, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek naar een andere lidstaat door een financiële onderneming met zetel in Nederland.
Afdeling 2.3.1. Uitoefenen van bedrijf van clearinginstelling
2.3.1.1
. Bijkantoor buiten Nederland

Artikel 2 107
1
Een clearinginstelling met zetel in Nederland die een vergunning als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid, heeft en voornemens is vanuit een buiten Nederland gelegen bijkantoor het bedrijf van clearinginstelling uit te oefenen, gaat daartoe slechts over nadat de Nederlandsche Bank met het voornemen heeft ingestemd.
2
De aanvraag van instemming geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Nederlandsche Bank stemt in met een voornemen als bedoeld in het eerste lid indien de clearinginstelling voldoet aan het ingevolge het tweede lid bepaalde, tenzij, gelet op het voornemen van de clearinginstelling, haar bedrijfsvoering of financiële positie niet toereikend is.
4
De Nederlandsche Bank neemt een besluit binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag.
Afdeling 2.3.2. Uitoefenen van bedrijf van kredietinstelling en financiële instelling
2.3.2.1
. Bijkantoor en verrichten van diensten door een kredietinstelling naar een andere lidstaat

Artikel 2 110
1
Een kredietinstelling met zetel in Nederland die een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, heeft en voornemens is voor de eerste maal door middel van het verrichten van diensten naar een andere lidstaat haar bedrijf uit te oefenen, gaat daartoe slechts over nadat zij kennis heeft gegeven van haar voornemen aan de Nederlandsche Bank onder opgave van de lidstaat waarnaar zij voornemens is diensten te verrichten en van de voorgenomen werkzaamheden.
2
De Nederlandsche Bank doet binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving van het voornemen daarvan mededeling aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waarnaar de kredietinstelling voornemens is diensten te verrichten. De Nederlandsche Bank zendt een afschrift van de mededeling aan de kredietinstelling.

Artikel 2 110
1
Een kredietinstelling met zetel in Nederland die een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, heeft en voornemens is voor de eerste maal door middel van het verrichten van diensten naar een andere lidstaat haar bedrijf uit te oefenen, gaat daartoe slechts over nadat zij kennis heeft gegeven van haar voornemen aan de Nederlandsche Bank onder opgave van de lidstaat waarnaar zij voornemens is diensten te verrichten en van de voorgenomen werkzaamheden.
2
De Nederlandsche Bank doet binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving van het voornemen daarvan mededeling aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waarnaar de kredietinstelling voornemens is diensten te verrichten. De Nederlandsche Bank zendt een afschrift van de mededeling aan de kredietinstelling.
3
De Nederlandsche Bank doet binnen een werkdag na het nemen van het besluit daarvan mededeling aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar de kredietinstelling voornemens is door middel van een bijkantoor haar bedrijf uit te oefenen. De Nederlandsche Bank zendt een afschrift van de mededeling aan de kredietinstelling.
4
De mededeling, bedoeld in het derde lid, bevat tevens gegevens over de omvang van het eigen vermogen, de solvabiliteitsratio alsmede voorzover van toepassing gegevens over de toepasselijkheid van een vangnetregeling op de verplichtingen van het bijkantoor van de kredietinstelling.
5
De Nederlandsche Bank deelt binnen twee maanden na de mededeling, bedoeld in het derde lid, de kredietinstelling de voorwaarden mede die de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat heeft verbonden aan het uitvoeren van de werkzaamheden in de betrokken lidstaat.

Artikel 2 110
1
Een kredietinstelling met zetel in Nederland die een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, heeft en voornemens is voor de eerste maal door middel van het verrichten van diensten naar een andere lidstaat haar bedrijf uit te oefenen, gaat daartoe slechts over nadat zij kennis heeft gegeven van haar voornemen aan de Nederlandsche Bank onder opgave van de lidstaat waarnaar zij voornemens is diensten te verrichten en van de voorgenomen werkzaamheden.
2
De Nederlandsche Bank doet binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving van het voornemen daarvan mededeling aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waarnaar de kredietinstelling voornemens is diensten te verrichten. De Nederlandsche Bank zendt een afschrift van de mededeling aan de kredietinstelling.
2.3.2.2
. Bijkantoor en verrichten van diensten door een kredietinstelling naar een staat die geen lidstaat is

Artikel 2 111
1
Een kredietinstelling met zetel in Nederland die een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, heeft en voornemens is vanuit een bijkantoor in een staat die geen lidstaat is het bedrijf van kredietinstelling uit te oefenen, gaat daartoe slechts over nadat de Nederlandsche Bank met het voornemen heeft ingestemd.
2
De aanvraag van instemming geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Nederlandsche Bank stemt in met het voornemen indien de kredietinstelling voldoet aan het ingevolge het eerste lid bepaalde, tenzij, gelet op het voornemen van de kredietinstelling, haar bedrijfsvoering of financiële positie niet toereikend is.
4
De Nederlandsche Bank neemt een besluit binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag.
2.3.2.3
. Bijkantoor en verrichten van diensten door een financiële instelling naar een andere lidstaat

Artikel 2 114
1
Een financiële instelling met zetel in Nederland die een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 3:110 heeft en voornemens is voor de eerste maal door middel van het verrichten van diensten naar een andere lidstaat haar bedrijf uit te oefenen, gaat daartoe slechts over nadat zij kennis heeft gegeven van haar voornemen aan de Nederlandsche Bank onder opgave van de lidstaat waarnaar zij voornemens is diensten te verrichten en van de voorgenomen werkzaamheden.
2
De Nederlandsche Bank doet binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving van het voornemen daarvan mededeling aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waarnaar de financiële instelling voornemens is diensten te verrichten. De Nederlandsche Bank zendt een afschrift van de mededeling aan de financiële instelling.

Artikel 2 114
1
Een financiële instelling met zetel in Nederland die een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 3:110 heeft en voornemens is voor de eerste maal door middel van het verrichten van diensten naar een andere lidstaat haar bedrijf uit te oefenen, gaat daartoe slechts over nadat zij kennis heeft gegeven van haar voornemen aan de Nederlandsche Bank onder opgave van de lidstaat waarnaar zij voornemens is diensten te verrichten en van de voorgenomen werkzaamheden.
2
De Nederlandsche Bank doet binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving van het voornemen daarvan mededeling aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waarnaar de financiële instelling voornemens is diensten te verrichten. De Nederlandsche Bank zendt een afschrift van de mededeling aan de financiële instelling.
3
De Nederlandsche Bank doet binnen een werkdag na het nemen van het besluit daarvan mededeling aan de toezichthoudende instantie in de lidstaat waar de financiële instelling voornemens is door middel van een bijkantoor haar bedrijf uit te oefenen. De Nederlandsche Bank zendt een afschrift van de mededeling aan de financiële instelling.
4
De mededeling, bedoeld in het derde lid, bevat tevens gegevens over de omvang van het eigen vermogen, de solvabiliteitsratio alsmede voorzover van toepassing gegevens over de toepasselijkheid van een vangnetregeling op de verplichtingen van het bijkantoor van de financiële instelling.
5
De Nederlandsche Bank deelt binnen twee maanden na de mededeling, bedoeld in het derde lid, de financiële instelling de voorwaarden mede die de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat heeft verbonden aan het uitvoeren van de werkzaamheden in de betrokken lidstaat.

Artikel 2 114
1
Een financiële instelling met zetel in Nederland die een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 3:110 heeft en voornemens is voor de eerste maal door middel van het verrichten van diensten naar een andere lidstaat haar bedrijf uit te oefenen, gaat daartoe slechts over nadat zij kennis heeft gegeven van haar voornemen aan de Nederlandsche Bank onder opgave van de lidstaat waarnaar zij voornemens is diensten te verrichten en van de voorgenomen werkzaamheden.
2
De Nederlandsche Bank doet binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving van het voornemen daarvan mededeling aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waarnaar de financiële instelling voornemens is diensten te verrichten. De Nederlandsche Bank zendt een afschrift van de mededeling aan de financiële instelling.
Afdeling 2.3.3. Uitoefenen van bedrijf van levensverzekeraar en schadeverzekeraar
2.3.3.1
. Bijkantoor en verrichten van diensten naar een andere lidstaat

Artikel 2 119
1
De Nederlandsche Bank stemt in met een voornemen als bedoeld in artikel 2:117, eerste lid, of 2:118, eerste lid, tenzij, gelet op het voornemen van de verzekeraar, zijn bedrijfsvoering of financiële positie niet toereikend is.
2
De Nederlandsche Bank neemt een besluit binnen een maand na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 2 119
1
De Nederlandsche Bank stemt in met een voornemen als bedoeld in artikel 2:117, eerste lid, of 2:118, eerste lid, tenzij, gelet op het voornemen van de verzekeraar, zijn bedrijfsvoering of financiële positie niet toereikend is.
2
De Nederlandsche Bank neemt een besluit binnen een maand na ontvangst van de aanvraag.
3
De Nederlandsche Bank doet binnen een werkdag na het nemen van het besluit daarvan mededeling aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waarnaar de verzekeraar voornemens is diensten te verrichten. De Nederlandsche Bank zendt een afschrift van de mededeling aan de verzekeraar.
4
De mededeling, bedoeld in het derde lid, bevat gegevens omtrent de solvabiliteitsmarge van de verzekeraar, de aard van de verbintenissen die de verzekeraar door middel van het verrichten van diensten voornemens is in de andere lidstaat aan te gaan en de branches waarin hij het verzekeringsbedrijf mag uitoefenen.
5
De Nederlandsche Bank deelt binnen twee maanden na de mededeling, bedoeld in het derde lid, de verzekeraar de voorwaarden mede die de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat heeft verbonden aan het uitvoeren van de werkzaamheden in de betrokken lidstaat.

Artikel 2 119
1
De Nederlandsche Bank stemt in met een voornemen als bedoeld in artikel 2:117, eerste lid, of 2:118, eerste lid, tenzij, gelet op het voornemen van de verzekeraar, zijn bedrijfsvoering of financiële positie niet toereikend is.
2
De Nederlandsche Bank neemt een besluit binnen een maand na ontvangst van de aanvraag.
3
De Nederlandsche Bank doet binnen een werkdag na het nemen van het besluit daarvan mededeling aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waarnaar de verzekeraar voornemens is diensten te verrichten. De Nederlandsche Bank zendt een afschrift van de mededeling aan de verzekeraar.

Artikel 2 119
1
De Nederlandsche Bank stemt in met een voornemen als bedoeld in artikel 2:117, eerste lid, of 2:118, eerste lid, tenzij, gelet op het voornemen van de verzekeraar, zijn bedrijfsvoering of financiële positie niet toereikend is.
2
De Nederlandsche Bank neemt een besluit binnen een maand na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 2 119
1
De Nederlandsche Bank stemt in met een voornemen als bedoeld in artikel 2:117, eerste lid, of 2:118, eerste lid, tenzij, gelet op het voornemen van de verzekeraar, zijn bedrijfsvoering of financiële positie niet toereikend is.
2
De Nederlandsche Bank neemt een besluit binnen een maand na ontvangst van de aanvraag.
3
De Nederlandsche Bank doet binnen een werkdag na het nemen van het besluit daarvan mededeling aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waarnaar de verzekeraar voornemens is diensten te verrichten. De Nederlandsche Bank zendt een afschrift van de mededeling aan de verzekeraar.
4
De mededeling, bedoeld in het derde lid, bevat gegevens omtrent de solvabiliteitsmarge van de verzekeraar, de aard van de verbintenissen die de verzekeraar door middel van het verrichten van diensten voornemens is in de andere lidstaat aan te gaan en de branches waarin hij het verzekeringsbedrijf mag uitoefenen.
2.3.3.2
. Bijkantoor in een staat die geen lidstaat is

Artikel 2 120
1
Een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in Nederland die een vergunning als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, heeft en voornemens is vanuit een in een staat die geen lidstaat is gelegen bijkantoor het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar uit te oefenen, gaat daartoe slechts over nadat de Nederlandsche Bank met het voornemen heeft ingestemd.
2
De aanvraag van instemming geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Nederlandsche Bank stemt in met het voornemen, indien de verzekeraar voldoet aan het ingevolge het tweede lid bepaalde, tenzij, gelet op het voornemen van de verzekeraar, zijn bedrijfsvoering of financiële positie niet toereikend is, of de betrouwbaarheid of deskundigheid van een persoon die het dagelijkse beleid bepaalt of van de vertegenwoordiger van de verzekeraar niet buiten twijfel staat.
4
De Nederlandsche Bank neemt een besluit binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag.
Afdeling 2.3.4. Uitoefenen van bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar
2.3.4.1
. Bijkantoor buiten Nederland

Artikel 2 121
1
Een natura-uitvaartverzekeraar met zetel in Nederland die een vergunning als bedoeld in artikel 2:48, eerste lid, heeft en voornemens is vanuit een buiten Nederland gelegen bijkantoor het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar uit te oefenen, gaat daartoe slechts over nadat de Nederlandsche Bank met het voornemen heeft ingestemd.
2
De aanvraag van instemming geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3
De Nederlandsche Bank stemt in met het voornemen indien de verzekeraar voldoet aan het bij of krachtens het tweede lid bepaalde, tenzij, gelet op het voornemen van de verzekeraar, zijn bedrijfsvoering of financiële positie niet toereikend is, of de betrouwbaarheid of deskundigheid van een persoon die het dagelijkse beleid bepaalt of van de vertegenwoordiger van de verzekeraar niet buiten twijfel staat.
4
De Nederlandsche Bank neemt een besluit binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag.
Afdeling 2.3.5. Aanbieden van rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in effecten
2.3.5.1
. Bijkantoor en verrichten van diensten naar een lidstaat

Artikel 2 124
1
De Autoriteit Financiële Markten stemt in met een voornemen als bedoeld in artikel 2:122, tenzij, gelet op het voornemen van de beheerder, zijn bedrijfsvoering of financiële positie niet toereikend is.
2
De Autoriteit Financiële Markten neemt een besluit binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag.
3
De Autoriteit Financiële Markten doet binnen een werkdag na het nemen van het besluit daarvan mededeling aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar de beheerder voornemens is door middel van een bijkantoor rechten van deelneming in door hem beheerde instellingen voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland aan te bieden. De Autoriteit Financiële Markten zendt een afschrift van de mededeling aan de beheerder.

Artikel 2 124
1
De Autoriteit Financiële Markten stemt in met een voornemen als bedoeld in artikel 2:122, tenzij, gelet op het voornemen van de beheerder, zijn bedrijfsvoering of financiële positie niet toereikend is.
2
De Autoriteit Financiële Markten neemt een besluit binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 2 124
1
De Autoriteit Financiële Markten stemt in met een voornemen als bedoeld in artikel 2:122, tenzij, gelet op het voornemen van de beheerder, zijn bedrijfsvoering of financiële positie niet toereikend is.
2
De Autoriteit Financiële Markten neemt een besluit binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag.
3
De Autoriteit Financiële Markten doet binnen een werkdag na het nemen van het besluit daarvan mededeling aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar de beheerder voornemens is door middel van een bijkantoor rechten van deelneming in door hem beheerde instellingen voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland aan te bieden. De Autoriteit Financiële Markten zendt een afschrift van de mededeling aan de beheerder.
4
De mededeling, bedoeld in het derde lid, bevat tevens gegevens omtrent de toepasselijkheid van het beleggerscompensatiestelsel.
5
De Autoriteit Financiële Markten deelt binnen twee maanden na de mededeling, bedoeld in het derde lid, de beheerder de voorwaarden mede die de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat heeft verbonden aan het uitvoeren van de werkzaamheden in de betrokken lidstaat.
Afdeling 2.3.6. Bemiddelen in verzekeringen
2.3.6.1
. Bijkantoor en verrichten van diensten naar een andere lidstaat

Artikel 2 125
1
Een bemiddelaar in verzekeringen met zetel in Nederland die een vergunning als bedoeld in artikel 2:80, eerste lid, heeft en voornemens is vanuit een in een andere lidstaat gelegen bijkantoor in een andere lidstaat of door middel van het verrichten van diensten naar een andere lidstaat te bemiddelen in verzekeringen, gaat daartoe slechts over indien hij kennis heeft gegeven van zijn voornemen aan de Autoriteit Financiële Markten onder opgave van de lidstaat waarin hij voornemens is een bijkantoor te openen onderscheidenlijk waarnaar hij voornemens is diensten te verrichten.
2
De Autoriteit Financiële Markten doet binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving van het voornemen, bedoeld in het eerste lid, daarvan mededeling aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar de bemiddelaar in verzekeringen voornemens is financiële diensten te verlenen, indien de Commissie van de Europese Gemeenschappen een kennisgeving heeft gedaan dat die lidstaat een dergelijke mededeling wenselijk acht. De Autoriteit Financiële Markten zendt een afschrift van de mededeling aan de desbetreffende bemiddelaar in verzekeringen.
3
Indien de Commissie van de Europese Gemeenschappen geen kennisgeving heeft gedaan dat de desbetreffende lidstaat een dergelijke mededeling wenselijk acht, meldt de Autoriteit Financiële Markten dit onverwijld na ontvangst van de kennisgeving van het voornemen, bedoeld in het eerste lid, aan de desbetreffende bemiddelaar in verzekeringen.
Afdeling 2.3.7. Herverzekeringsbemiddelen
2.3.7.1
. Bijkantoor en verrichten van diensten naar een andere lidstaat

Artikel 2 126
1
Een herverzekeringsbemiddelaar met zetel in Nederland die een vergunning als bedoeld in artikel 2:86, eerste lid, heeft en voornemens is vanuit een in een andere lidstaat gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar een andere lidstaat te herverzekeringsbemiddelen, gaat daartoe slechts over indien hij kennis heeft gegeven van het voornemen aan de Autoriteit Financiële Markten onder opgave van de lidstaat waarin hij voornemens is een bijkantoor te openen onderscheidenlijk waarnaar hij voornemens is diensten te verrichten.
2
De Autoriteit Financiële Markten doet binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving van het voornemen daarvan mededeling aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar de herverzekeringsbemiddelaar voornemens is te herverzekeringsbemiddelen, indien de Commissie van de Europese Gemeenschappen een kennisgeving heeft gedaan dat die lidstaat een dergelijke mededeling wenselijk acht. De toezichthouder zendt een afschrift van de mededeling aan de desbetreffende herverzekeringsbemiddelaar.
3
Indien de Commissie van de Europese Gemeenschappen geen kennisgeving heeft gedaan dat de desbetreffende lidstaat een dergelijke mededeling wenselijk acht, meldt de Autoriteit Financiële Markten dit onverwijld na ontvangst van de kennisgeving van het voornemen, bedoeld in het eerste lid, aan de desbetreffende herverzekeringsbemiddelaar.
Afdeling 2.3.8. Verlenen van beleggingsdiensten en verrichten van beleggingsactiviteiten
2.3.8.1
. Bijkantoor en verrichten van diensten naar een andere lidstaat

Artikel 2 128
1
De Autoriteit Financiële Markten stemt in met een voornemen als bedoeld in artikel 2:127, tenzij, gelet op het voornemen van de beleggingsonderneming, haar bedrijfsvoering of financiële positie niet toereikend is.
2
De Autoriteit Financiële Markten doet van haar besluit, alsmede van de gegevens als bedoeld in artikel 2:127, tweede lid, binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag mededeling aan de toezichthoudende instantie, die in de desbetreffende lidstaat als contactpersoon als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de richtlijn markten in financiële instrumenten is aangewezen. De Autoriteit Financiële Markten zendt een afschrift van de mededeling aan de beleggingsonderneming.
3
De mededeling, bedoeld in het vorige lid, bevat tevens gegevens omtrent de toepasselijkheid van het beleggerscompensatiestelsel.

Artikel 2 128
1
De Autoriteit Financiële Markten stemt in met een voornemen als bedoeld in artikel 2:127, tenzij, gelet op het voornemen van de beleggingsonderneming, haar bedrijfsvoering of financiële positie niet toereikend is.
2
De Autoriteit Financiële Markten doet van haar besluit, alsmede van de gegevens als bedoeld in artikel 2:127, tweede lid, binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag mededeling aan de toezichthoudende instantie, die in de desbetreffende lidstaat als contactpersoon als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de richtlijn markten in financiële instrumenten is aangewezen. De Autoriteit Financiële Markten zendt een afschrift van de mededeling aan de beleggingsonderneming.
3
De mededeling, bedoeld in het vorige lid, bevat tevens gegevens omtrent de toepasselijkheid van het beleggerscompensatiestelsel.
4
De Autoriteit Financiële Markten deelt binnen twee maanden na de mededeling, bedoeld in het derde lid, de beleggingsonderneming de voorwaarden mede die de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat heeft verbonden aan het uitvoeren van de werkzaamheden in de betrokken lidstaat.
5
Een beleggingsonderneming meldt wijzigingen met betrekking tot onderwerpen waarover ingevolge artikel 2:127, tweede lid, opgave van gegevens is voorgeschreven aan de Autoriteit Financiële Markten. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt, onder vermelding van de te volgen procedures, bepaald welke wijzigingen worden gemeld, welke gegevens daarbij worden verstrekt en, indien van toepassing, onder welke voorwaarden de wijzigingen ten uitvoer mogen worden gelegd.
6
De Autoriteit Financiële Markten doet mededeling van in het vijfde lid bedoelde wijzigingen en van wijzigingen met betrekking tot het beleggerscompensatiestelsel, bedoeld in het derde lid, aan de toezichthoudende instantie van de desbetreffende lidstaat.
Artikel 2:129
1
Een beleggingsonderneming met zetel in Nederland die een vergunning als bedoeld in artikel 2:65, eerste lid, aanhef en onderdeel a, of artikel 2:96 heeft en voornemens is voor de eerste maal door middel van het verrichten van diensten beleggingsdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten naar een andere lidstaat of die in die lidstaat andere beleggingsdiensten wenst te verlenen of andere beleggingsactiviteiten wenst te verrichten dan waarvoor de in dit lid bedoelde mededeling is gedaan, gaat daartoe slechts over, indien:
a
zij kennis heeft gegeven van haar voornemen aan de Autoriteit Financiële Markten onder opgave van de volgende gegevens:
1
de betrokken lidstaat;
2
de beleggingsdiensten die zij voornemens is te verlenen of de beleggingsactiviteiten die zij voornemens is te verrichten;
3
de identiteit van de verbonden agent, indien de beleggingsonderneming voornemens is de beleggingsdiensten die zij voornemens is te verlenen of beleggingsactiviteiten die zij voornemens is te verrichten door middel van een verbonden agent te verlenen onderscheidenlijk te verrichten; en
b
de Autoriteit Financiële Markten mededeling van het voornemen heeft gedaan aan de toezichthoudende instantie van de betrokken lidstaat.
2
De Autoriteit Financiële Markten doet binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving, mededeling van het voornemen alsmede van de gegevens als bedoeld in het eerste lid, onder a, aan de toezichthoudende instantie die in de betrokken lidstaat als contactpersoon als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de richtlijn markten voor financiële instrumenten is aangewezen. De Autoriteit Financiële Markten zendt een afschrift van de mededeling aan de beleggingsonderneming.
3
Een beleggingsonderneming meldt wijzigingen met betrekking tot onderwerpen waarover ingevolge het eerste lid opgave van gegevens is voorgeschreven aan de Autoriteit Financiële Markten. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke wijzigingen worden gemeld, welke gegevens daarbij worden verstrekt, welke procedure daarbij wordt gevolgd en, indien van toepassing, onder welke voorwaarden de wijzigingen ten uitvoer mogen worden gelegd.
4
De Autoriteit Financiële Markten doet mededeling van de in het derde lid bedoelde wijzigingen aan de toezichthoudende instantie van de betrokken lidstaat.
2.3.8.2
. Bijkantoor in een staat die geen lidstaat is

Artikel 2 130
1
Een beleggingsonderneming met zetel in Nederland die een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 of 2:65, eerste lid, heeft en voornemens is vanuit een staat die geen lidstaat is gelegen bijkantoor beleggingsdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten gaat daartoe slechts over indien de Autoriteit Financiële Markten met het voornemen heeft ingestemd. De aanvraag van instemming geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
2
De Autoriteit Financiële Markten stemt in met het voornemen, tenzij, gelet op het voornemen van de beleggingsonderneming, de bedrijfsvoering of de financiële positie van de beleggingsonderneming niet toereikend is.
3
De Autoriteit Financiële Markten neemt een besluit binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag. Deel Prudentieel Toezicht Financiële Ondernemingen


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •